Nieuws van 't spoor

--------- Geniet van de reis, of het nu werk-, school of vrije tijdsgerelateerd is ! --------

dinsdag 20 augustus 2024

Taalwetgeving op en rond het spoor

Het is al vaker een punt van discussie geweest : de taal die gehanteerd wordt door het personeel in stations of treinen. 


Men kan uiteraard nooit goed doen voor iedereen, en men kan niet verwachten van elke medewerker dat hij/zij polyglot is, maar eigenlijk is het heel simpel. De personeelsleden van de NMBS dienen ten allen tijde de taalwetgeving te volgen. 


Dat er bijvoorbeeld in Gent enkel in het Nederlands wordt omgeroepen, is ook een deeltje van de taalwetgeving. Je kan erover discuteren, maar het boven aangehaalde voorbeeld is eigenlijk te absurd voor woorden. In Frankrijk, UK, Duitsland, Spanje of Italië zal men ook geen Nederlands spreken, hoewel er daar ook heel wat toeristen rondlopen. 

In België, waar taalkwesties cruciaal zijn in het 'communautair' spanningsveld dat de nationale politiek grotendeels beheerst, zijn deze taalgebieden wettelijk afgebakend bij het vastleggen van de taalgrens in 1962.
Artikel 4 van de Belgische Grondwet bepaalt:

"België omvat vier taalgebieden: het Nederlandse taalgebied, het Franse taalgebied, het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en het Duitse taalgebied. Elke gemeente van het Rijk maakt deel uit van één van deze taalgebieden".
In het Frans wordt het woord régions linguistiques (= taalgebieden) gebruikt, dat dan soms aanleiding geeft tot verwarring met de 'régions' (= onze 'gewesten'). 
Het verschil zit daarin dat het Duitse taalgebied geen zelfstandig gewest is maar voor regionale materies onder het Waalse gewest valt.


Op zichzelf vormen de taalgebieden geen bestuurlijke entiteiten. Zij liggen wel aan de basis voor de indeling van het bestuur in drie gewesten en drie gemeenschappen. De taalwetgeving in België verwijst dan ook naar deze bewuste gebieden.

De Grondwet bepaalt verder nog dat de grenzen van die taalgebieden niet kunnen gewijzigd of gecorrigeerd worden dan door een bijzondere wet.

Naar het spoor nu  ...

De uitoefening van de veiligheidsfunctie van begeleider van reizigerstreinen vereist een talenkennis die "moet toelaten om, met alle beschikbare communicatiemiddelen te communiceren met het veiligheidspersoneel van de IB (Infrastructuurbeheerder = Infrabel). De wetteksten betreffende de talenkennis, vereist voor het veiligheidspersoneel, zijn opgenomen in het KB 15/5/2011".  

De talenkennis van het veiligheidspersoneel van de IG (Infrastructuurgebruiker = NMBS) moet minstens toelaten een gesprek te voeren en informatie over veiligheid, werkorganisatie en regelmaat van het treinverkeer uit te wisselen, conform de voorschriften die zijn opgenomen in het VVESI (Veiligheidsvoorschriften voor de Exploitatie van de Spoorweginfrastructuur).  

De dienstmededelingen tussen het personeel van de IB en de SO (= Spoorwegonderneming) en haar hulpondernemingen, worden zowel in normale omstandigheden als bij verstoord verkeer uitgewisseld in het Nederlands of het Frans naargelang de taal (eentalig of tweetalig) die de IB toepast op de gebruikte infrastructuur. 

Conform het KB 15/5/2011, wordt de talenkennis geëvalueerd bij de certificering. Het slagen voor deze test wordt vermeld op het attest van beroepskennis van de treinbegeleider.

In geval de communicatie tussen 2 gesprekspartners gaat over de veiligheid, is het van het grootste belang dat de uitgewisselde informatie correct is. 

De kleinste fout kan namelijk enorm zware gevolgen hebben. 

Conform de reglementering, opgenomen in het handboek van de treinbegeleider, moet dan ook het internationale spellingsalfabet gebruikt worden voor het spellen van woorden en termen. 



Hierbij heel belangrijk is ook dat het gebruik van dialect en/of plaatselijke uitdrukkingen ten allen tijde is verboden. 
De gesprekspartners moeten de beide talen correct gebruiken zodat elke kans op misverstand wordt uitgesloten.

Dus : 

In Nederlands-/Vlaamstalig gebied communiceren we uitsluitend in het Nederlands
In Franstalig gebied communiceren we uitsluitend in het Frans
In Duitstalig gebied communiceren we uitsluitend in het Frans (Wallonië) of het Duits (indien gekend)

In tweetalig gebied wordt eerst omgeroepen in de moedertaal van de begeleider, daarna in de tweede landstaal.

Hier een lijstje van de tweetalige gebieden

Arcaden / Arcades  -  St Agatha Berchem / Berchem Ste Agathe  -  Bockstael / Bockstael  -  Bosvoorde / Boitsfort  -  Boondaal / Boondael  -  Bordet / Bordet  -  Brussel-Centraal / Bruxelles-Central  -  Brussel-Kapellekerk / Bruxelles-Chapelle  -  Brussel-Congres / Bruxelles-Congres  -  Brussel-Zuid / Bruxelles-Midi  -  Brussel-Noord / Bruxelles-Nord  -  Brussel-Luxemburg / Bruxelles-Luxembourg  -  Brussel-West / Bruxelles-Ouest  -  Brussel-Schuman / Bruxelles-Schuman  -  Delta / Delta  -  Etterbeek / Etterbeek  -  Evere / Evere  -  Vorst-Oost / Forest-Est  -  Vorst-Zuid / Forest-Midi  -  Mouterij / Germoir  -  Haren / Haren  -  Haren-Zuid / Haren-Sud  -  Jette / Jette  -  Schaarbeek / Schaerbeek  -  Simonis / Simonis  -  St-Job / St-Job  -  Thurn en Taxi / Tour et Taxis  -  Ukkel-Kalevoet / Uccle-Calevoet  -   Ukkel-Stalle / Uccle-Stalle  -  Diesdelle / Vivier d'Oie  -  Watermaal / Watermael

Op pancarten en in brochures worden grote steden vaak ook nog aangeduid met de 'vertaling' erbij. Zo zal je in sommige communicaties wel eens bestemming 'Alost', 'Gand' of 'Anvers' tegenkomen, terwijl het perfect mogelijk is om ook naar 'Luik', 'Namen' of 'Aat' te reizen. 
En voor de Duitstaligen : Amblève wordt Amel, Bullange staat gelijk aan 'Büllingen' en 'Néau' kennen we uiteraard allemaal beter als 'Eupen'.

In bovenstaande gevallen spreken we dan over 'endoniemen' en 'exoniemen'. 

Een endoniem is een topografische naam in de taal die in de desbetreffende plaats wordt gesproken (vb 'Liège' in 'Luik'. Een exoniem is een topografische naam in een andere taal dan de plaatselijke taal (vb 'Alost' voor 'Aalst').

Helemaal 'leuk' wordt het dan natuurlijk voor een stad als 'Liège', die wij als Vlaming 'Luik' noemen, en door de Duitstaligen aangeduid wordt als 'Lüttich'.

En voor de buitenlanders zouden we dan ook nog 'Bruges', 'Brujas', Brussels', 'Bruselas', 'Antwerp' en 'Amberes' moeten toevoegen natuurlijk. 

En wat met Brussel? Want als eerst omgeroepen wordt in het Nederlands, voelen de Franstaligen zich benadeeld, en omgekeerd ...

Het is je misschien nog nooit opgevallen, maar spits volgende keer maar eens je oren als je op het perron staat in een van de stations van de noord-zuidverbinding: zelfs de omroepstem is communautair geprogrammeerd. 
In Brussel-Noord somt ze eerst in het Nederlands op welke trein er aankomt, gevolgd door het Frans. 
In Brussel-Zuid is het omgekeerd.

En Brussel-Centraal dan? 
Wel daar is een creatieve taalkundige oplossing gevonden. Is het een even jaartal, dan begint de stem de aankondigingen in het Nederlands, tijdens oneven jaren is dat in het Frans.

Absurd? Misschien wel, maar het trekt wel een rechte lijn in ons communautair steekspel. 
De MIVB gaat daar zelfs nog verder in. 

Daar werkt men voor het omroepen in de stations ook met jaartallen. Indien er een onderbreking op het net is, hoor je het in een even jaar in deze volgorde: Nederlands, Frans, gevolgd door het Engels. In een oneven jaar krijgt het Frans voorrang boven het Nederlands.
Maar ... de onpartijdige talenmolen gaat zelfs nog verder dan dat. 
Elke halte of station heeft bij de MIVB een nummer. Als dat cijfer oneven is, hoor en zie je eerst het Nederlands. Bij een halte met een even getal is dat omgekeerd.

En het gaat nog verder. Laten we het even hebben over de muziek in de stations, want ook daar is een formule voor gevonden. 
Wie aan het wachten is op de metro hoort behalve Engelstalige of anderstalige nummers, uiteraard ook Franstalige en Nederlandstalige muziek. En ook die hoeveelheid Franstalige en Nederlandstalige meezingers moet perfect in balans zijn.

Op die manier wordt taal, eigenlijk iets heel gevoelsmatigs, gelinkt aan iets waar niet over te discussiëren valt: cijfers. 
Niet zomaar oplossingen op zijn Belgisch dus, maar een mathematische eerlijkheid.

In 2006 kwam er trouwens een beslissing van de Vlaamse Regering.  Zij heeft toen de 'officiële' Franstalige benamingen voor Vlaamse gemeenten afgeschaft. Daarmee voerde de regering een motie uit van het Vlaams Parlement.  

Ook bij het spoor koos men daar voor de duidelijk oplossing. Nederlands voor Nederlandstalig gebied en Frans voor de gebieden onder de taalgrens. Maar zoals reeds vermeld : in reclameboodschappen en folders kan wel nog de tweede benaming voorkomen ook. 

Om het helemaal 'makkelijk' te maken, hebben we in België trouwens ook nog een lijstje met faciliteitengemeenten. 
Dit zijn gemeenten in een bepaald landsgedeelte, waar de andere taalgroep over faciliteiten beschikt, en daar ligt het politiek wél allemaal heel gevoelig. 

Zo zijn er Nederlandstalige gemeenten met faciliteiten voor de Franstaligen. Hier moet eerst in het Nederlands worden omgeroepen, daarna in het Frans : 

De Hoek - De Hoek
Holleken - Holleken
Linkebeek - Linkebeek
Ronse - Renaix 
Sint-Genesius-Rode - Rhode-St-Genèse 

En er zijn ook Franstalige gemeenten met faciliteiten voor de Nederlandstaligen. Hier moet eerst in het Frans omgeroepen, daarna in het Nederlands : 

Herseaux - Herzeeuw  
Enghien - Edingen  
Moucron - Moeskroen  
Comines - Komen  

Deze regels zijn geen opties ! Het is zo !

We beschikken ook over een internationale luchthaven (Brussel-Nationale-Luchthaven). Hoe zit het daar dan mee? 

Wel, gezien FBNL (Brussel-Nationale-Luchthaven) zich op het gebied van Zaventem (Nederlandstalig!) bevindt, is in principe enkel het Nederlands voldoende. 

Uiteraard wordt er rekening gehouden met het internationale karakter van de bestemming (oorsprong) en wordt er vaak ook in andere talen omgeroepen. 

Regel is daarbij wel dat eerst de drie (!) landstalen dienen te worden gebruikt (dus Nederlands, Frans, Duits) en pas daarna ook in het Engels (of een andere taal) mag omgeroepen worden. 
Een collega die het Duits dus niet machtig is, mag in principe dus ook niet in het Engels (of een andere taal) gaan omroepen. 


De wetgeving is dus duidelijk .... maar zorgt ondertussen ook wel voor enkele misverstanden.

Zo kreeg ik als treinbegeleider ooit onder mijn voeten van een reiziger omdat ik in Kortrijk ook niet in het Frans had omgeroepen (wat niet mocht!), terwijl dat in de volgende haltes (Moucron, Herseaux, ...), amper enkele kilometers verder / minuten later dan weer moest!
Uiteraard heb ik meneer wel verder geholpen in het Frans, maar de officiële communicaties (pancartes, mondelinge boodschappen langs de luidsprekers, ...) laten dit eigenlijk niet toe.

De taalwetgeving is uiteraard ook belangrijk voor andere communicaties.

Zo wordt een vervoersbewijs opgesteld in de taal van het vertrekstation.

Een regularisatie wordt opgesteld volgens de plaats van vaststelling. Als de reiziger nadien het ontvangen RFID kaartje laat inlezen aan loket, automaat of thuis, bepaalt hij zelf de taal waarin hij de boodschap wenst te lezen.

Een document 'verdwaalde reiziger' of aanpassing aan ticket wordt opgemaakt in de (lands-)taal van de reiziger. 

Een interne melding (schade, ...) wordt opgemaakt in de taal van de treinbegeleider

Een externe melding (ongeval, zieke reiziger, ...) maakt men op in de taal van het grondgebied waar het voorval plaats vond. Dit omdat dergelijke meldingen ook nog een juridisch staartje kunnen krijgen.
Een uitzondering wordt aanvaard als men de verklaring opmaakt met de melding 'ik wens mij uit te drukken in het Nederlands'.

Dat het wel degelijk nodig is voor het personeel dat veiligheidstaken uitvoert om zeker de twee landstalen machtig te zijn, werd jammer genoeg benadrukt door een spijtig ongeval in Pécrot op 27 maart 2001.

Een treinbestuurder negeerde toen bij vertrek uit Waver een rood sein, waardoor hij een wissel passeerde die nog in een stand stond die de trein op het verkeerde spoor deed belanden.

Doordat men geen contact met de treinbestuurder kon krijgen (op de spoorlijn Leuven-Waver-Ottignies was geen radiokanaal en de bestuurders hadden toen nog geen mobiele telefoons) én een enorme communicatiefout van de verantwoordelijke seingevers (een seingever in Wallonië die geen Nederlands sprak, werd niet begrepen door een seingever in Leuven die geen Frans sprak), kon de trein niet op tijd tot stilstand gebracht worden. Bij de ramp vielen acht doden waaronder beide treinbestuurders en zes passagiers. Daarnaast vielen er nog twaalf zwaargewonden.

Dit is een duidelijk geval waarbij erger misschien had kunnen worden voorkomen. 

Naast 'gewoon communiceren' en 'informeren' moet al het betrokken personeel (Infrabel, boordchef, bestuurder, ...) dus zeker ook de alarmboodschappen machtig zijn in beide talen. Op de momenten dat het nodig is, is er echt geen tijd om deze te gaan opzoeken ...

Wat extra woordenschat is dus zeker vereist, want met 'Le soleil qui brille' of 'Jean et Anette vont à la mer' zal je er niet geraken. We hebben het bijvoorbeeld over 'un cathénaire' en 'le gabarit', ...  woorden die je niet leert in het onderwijs (en die ons vaak zelfs onbekend zijn in onze eigen moedertaal).

Naar aanleiding van het ongeval werd de NMBS veroordeeld tot het betalen van ongeveer 100.000 euro. Als gevolg van dit ongeluk kregen alle machinisten nadien een dienst-GSM. Dat heeft dan niets te maken met de taalbarrières, maar wel met de bereikbaarheid en mogelijkheid tot het uitsturen van dringende (veiligheids-) boodschappen waar seconden het verschil kunnen maken. 

Moet het altijd dramatisch aflopen? Natuurlijk niet!

Veel minder erg (en eigenlijk zelfs grappig) maar toch duidend op het belang van de kennis en het gebruik van de correcte talen, vinden we in volgend bericht. 

We schrijven 04 juli 2015.

Iets voor elf uur had de NMBS een mededeling verspreid dat er vertragingen mogelijk waren in Aywaille, omdat er een kameel langs de spoorweg stond of liep.

Een kameel?

Dat zou zeker gekund hebben, gezien de nabijheid van een safaripark ('Le Monde Sauvage') enkele kilometers verderop. 
Het hoeft immers niet altijd een koe of een schaap te zijn die langs de sporen wandelt ...

Iets later bleek dat het ging om een geval van spraakverwarring en werd het verkeer hernomen.


De melding "un chat mort" (een dode kat) werd begrepen als "un chameau" (een kameel) en werd op die manier de wereld ingestuurd.


Dat de tweetaligheid van het personeel echt wel een vereiste is, dat mag duidelijk zijn. Dat dit alles goed opgevolgd wordt ook. 
Zo verscheen in 2019 volgende informatie in de pers.
"Tussen 2011 en 2019 werden bij de uitvoering van de procedures slechts zes voorvallen opgetekend als gevolg van taalproblemen.

Treinbestuurders die niet slagen voor hun taalexamen, mogen enkel nog aan de slag in het gewest waarvan ze de taal machtig zijn. Seingevers die worden aangeworven voor een post in een seinhuis in het Brusselse die herhaaldelijk niet slagen, dreigen te worden ontslagen".
Zo zie je maar. 'Verwijten' van reizigers over het al dan niet gebruiken van een bepaalde taal mogen dan wel volledig te begrijpen zijn, NMBS-medewerkers moeten zich steeds aan de wet - in dit geval dus de taalwet - houden en aldus ook communiceren. 

Zeker voor het officiële gedeelte ...  


Bronnen

Twitter (nu "X") NMBS 04/07/2015
HLN 05/07/2015
Treinbegeleiding
Common.eye (cartoon)
Metro (info van 'Belga')  23/05/2019

maandag 19 augustus 2024

Lichtseinen ... inleiding, geschiedenis en beschrijving

Vroeger (tot in de jaren 90) kende men onder andere in België het 'armseinstelsel', een systeem van palen en daarop bevestigde 'armen' die instructies gaven aan de machinisten.
Hoewel dit eigenlijk nog vrij lang actief was, werd het al heel snel als 'verouderd' gecatalogeerd. Het systeem was immers niet echt veilig bij laaghangende zon, 's nachts, ... wanneer de seinen niet zichtbaar waren.  

Daarom werd een systeem van lichtseinen ingevoerd. 


Bij de bespreking van deze lichtseinen beperk ik me tot het gebruik van de seinen en de kennis van de verschillende seinbeelden voor zover dit belangrijk kan zijn voor een treinbegeleider. Deze bijdrage heeft niet de bedoeling om van elke lezer een treinbestuurder te maken. 
De échte professionals dienen immers een veel gedetailleerdere versie,  via het Algemeen Reglement voor het Gebruik van de Spoorweginfrastructuur van de NMBS, te kennen, en dienen regelmatig hun kennis opnieuw op te frissen door middel van 'lijnkennis'. 

Een beetje geschiedenis 

De eerste lichtseinen in België werden reeds in 1932 in gebruik genomen op de lijn Charleroi - Namen waar toen nog volop met stoomlocomotieven gereden werd. 

Vervolgens was in 1935 de geëlektrificeerde lijn Brussel – Antwerpen aan de beurt. 
Uiteraard diende het een hele tijd om alle seinen in ons land te kunnen veranderen ...

De combinatie van de lichten Rood, Geel en Groen, vertoonde bij deze seinen opvallend veel gelijkenis met de stand van de lichtseinen op dit reeds bestaande armseinstelsel maar van deze laatste waren de lichten enkel tijdens de nacht goed zichtbaar.

Tot 1876 werd in plaats van groen vaak een wit licht gebruikt. Dit kleurgebruik is in Engeland ontstaan, net zoals trouwens het hele treingebeuren in Europa zijn oorsprong dankt aan hen. 

Het Engelse woord voor de kleur van wit licht is 'clear'. 
En datzelfde woord wordt ook gebruikt om aan te geven dat een spoor vrij is, wat de betekenis van dit seinbeeld in het Engelse taalgebied glashelder maakt. 

In 1876 gebeurde het onvermijdelijke. Er brak in een sein bij Abbots Ripton een gekleurde lens die voor het witte licht had moeten staan. Het sein toonde daardoor onterecht 'clear', wat een spoorwegongeval veroorzaakte. 
Het onderzoek naar de reden van het ongeval leidde bijna logischerwijze tot de conclusie dat het gebruik van wit licht in seinen zeker niet altijd als veilig kan beschouwd worden. Daarom werd in Engeland in de jaren na dit ongeval de kleur wit vervangen door groen.

Tussen 1904 en 1908 liet het New Yorkse bedrijf 'Corning Glass Works' systematisch onderzoek doen naar de optimale kleur van spoorwegseinen. Het bedrijf was producent van glaswerk voor lampen van spoorwegseinen en was dus zeker 'expert' te noemen in hun vak.

Onderzocht werd welke kleuren het best van elkaar te onderscheiden waren nadat ze door lenzen gebundeld werden. Door het bundelen worden seinlichten van een grotere afstand beter zichtbaar. Dit onderzoek leidde tot de aanbeveling om vier specifieke kleuren te gebruiken voor vier specifieke betekenissen. De vier gekozen kleuren zijn zo gekozen dat ze goed zijn te onderscheiden, ook op grote afstand en in diverse weersomstandigheden. Men moet immers zowel tijdens een regenbui als bij laaghangende zon kunnen voorgaan op deze seinen.

Volgende kleuren werden gekozen : 

- rood:     'stop' (onveilig)
- geel:    'approach' (waarschuwing of snelheid verminderen)
- groen:  'clear' (veilig)
- wit:      'restricted' (rijden op zicht, rijden aan lage snelheid)

De kleur geel (of amber) was op dat moment nieuw, want tot dit onderzoek werd deze kleur maar zelden gebruikt, en eigenlijk ook al helemaal niet in de betekenis van 'waarschuwing'

Het invoeren van lichtseinen had een aantal voordelen in vergelijking met het armseinstelsel. 

Eerst en vooral worden zowel overdag als ’s nachts dezelfde aanduidingen gebruikt. Bij armseinen waren enkel ‘s nachts de lichten zichtbaar omdat tijdens de nacht de stand van de armen moeilijk waar te nemen waren. Over het algemeen zijn lichten overdag trouwens beter te zien dan armseinen. 

Met lichtseinen zijn ook meer combinaties mogelijk zoals Groen Geel Horizontaal en Verticaal. 
Verder zijn ze goedkoper in onderhoud en plaatsing. Bij lichtseinen worden immers geen mechanische onderdelen gebruikt. 
En tot slot kunnen lichtseinen zowel op normaal als op tegenspoor worden geplaatst, iets wat met het armseinstelsel niet mogelijk was.

De Belgische lichtseininrichting die ik hier zal bespreken wordt ingedeeld in:


Naast lichtseinen kent de NMBS nog verschillende andere soorten seinen zoals naderingsbakens, geluidsseinen en handseinen. Deze worden elders besproken. Ook de snelheidsseinen (-borden) zullen slechts in beperkte mate aan bod komen, met name wanneer ze voorkomen in combinatie met lichtseinen.

De Belgische lichtseinen zoals we deze op het spoorwegnet kunnen waarnemen hebben bijna steeds dezelfde vorm. We maken een onderscheid tussen een beheerd sein, en een niet beheerd sein.

De seinplaat of het hoofdpaneel heeft altijd afgeronde of rechte hoeken. De plaat zelf is zwart geschilderd met een witte rand. Deze witte rand heeft steeds afgeronde hoeken.

Een seinplaat bevat maximaal vijf openingen voor vijf gekleurde lichten. De volgende seinbeelden kunnen worden getoond: Rood, Groen, Dubbel Geel, Rood Wit, Groen Geel Horizontaal en Groen Geel Verticaal.

Op dezelfde paal waarop de seinplaat is gemonteerd kunnen een aantal andere kenmerken voorkomen die bijkomende informatie over het sein verschaffen.  


Bij een beheerd sein vinden we een kenmerkplaatje terug met een cijfer-lettercombinatie. 
De letter is nooit A of B. 
De letter is de 'naam van het sein'. Het cijfer is het nummer van de blokpost die het sein beheert.

Verder vinden we bij de beheerde seinen ook een kast met twee rode banden en een rode ‘Tango’ op geschreven .
Daar zit een telefoon in de kast om in verbinding te komen met de blokpost die het sein beheert. 

Standaard staat het sein altijd gesloten (rood), zelfs al is de sectie vrij.  Het zijn de dispatchers die beslissen of het sein op groen kan of niet.

Een beheerd sein mag door een machinist slechts overschreden worden na nadrukkelijke toelating van de verkeersleiding.


Naast de beheerde seinen, bestaan er ook niet beheerde seinen
Een niet beheerd sein (of ook ‘permissief sein’ is een sein dat automatisch werkt, dus zonder tussenkomst van blokpost of seinpost.
Standaard staat deze open (groen), en wordt automatisch gemanipuleerd door de bezetting van de sectie(s) afwaarts van de trein. 

Trein in de sectie : het sein komt automatisch op rood. 
Trein in de volgende sectie : het sein komt automatisch op dubbel geel.

Er zijn twee soorten niet beheerde seinen. 
 

1. het sein bevat een overschrijdingskroon en geen kast met rode banden. 
Dit wil zeggen dat er geen overweg is in de sectie afwaarts van het sein. 




De overschrijdingskroon is een witte cirkel met zwarte stip in het midden en zwarte rand rondom. 

Een identificatieplaatje met letter A of B en een cijfercombinatie.
De letter wijst op het spoor (Alfa of Bravo). 
Het cijfer is de afstand vanaf de oorsprong van de lijn, uitgedrukt in hectometer (1 hectometer = 1/10e kilometer) 118 = dus 11,8 kilometer


2. Het sein bevat geen overschrijdingskroon maar wel een kast met twee rode banden.
Dit wil zeggen dat er een overweg afwaarts is van het sein.
Het formulier S379 zit in de kast. De machinist dient hier uit te stappen en dient het formulier zorgvuldig in te vullen. Pas na toestemming mag hij dan 'door het rood' rijden.  De SF05 of SF1 regeling is hier van toepassing is (dit is een snelheidsbeperking in de buurt van overwegen).  Bij het overschrijden van de overweg dient de bestuurder te claxonneren om het wegverkeer te waarschuwen. 

 
Kenmerkplaatje met letter A of B en cijfercombinatie (kilometers)

Kast met twee rode banden 
+ formulier S379


Bij deze niet beheerde seinen staat de stand steeds op groen.   Eens de locomotief van de trein de seindetectie is voorbij gereden, springt dit sein onmiddellijk op rood. 
Er kan dus geen achterliggende trein meer in dezelfde sectie komen, want die moet stoppen. 
Als veiligheid staat in de daar voorafgaande sectie het licht op 'dubbel geel' (opgepast, het volgende sein staat dicht!). 

En er zijn ook intermitterend permissieve seinen

Een sein is intermitterend permissief wanneer het niet altijd een permissief sein is. Op dit sein is op de mast een overschrijdingslichtje geplaatst samen met een telefoonkast waarop twee rode banden plus de letter T aangebracht zijn. Het sein wordt permissief wanneer het overschrijdingslichtje brandt. Bij een open sein (groen) mag een intermitterend permissief sein (met brandend overschrijdingslichtje) altijd voorbij gereden worden.

Het sein is geen permissief sein wanneer het lichtje gedoofd. In dit geval betekent dit dat de bediening van de lijn (tijdelijk) wordt overgenomen door een seingever. Bijvoorbeeld voor de bediening van een plaatselijke aansluiting naar een bedrijf.

Een treinbestuurder mag een gesloten stopsein (met een gedoofd overschrijdingslichtje) pas voorbij rijden nadat hij eerst gestopt is voor het sein en nadat hij de nodige modaliteiten heeft vervuld. In de praktijk betekent dit dat de treinbestuurder de seingever contacteert via de bijhorende telefoon en een formuliertje invult overeenkomstig de richtlijnen van de seingever.


De lichtseinen voor normaal spoor staan steeds links van het baanvak opgesteld. Seinen voor tegenspoor staan rechts opgesteld en hebben permanent knipperende lichten.
Treinen dienen op tegenspoor te rijden indien de sectie die volgt niet bereikbaar is (ongeval, werken, ...) of tijdens de zogenaamde 'roestritten', ritten die een spoor regelmatig bereden houden, om roestvorming te voorkomen. 

Een sein voor normaal spoor dat uitzonderlijk rechts staat opgesteld heeft op zijn mast een schijf met een witte pijl op een blauwe achtergrond. Deze pijl is gericht naar het spoor waarop het sein betrekking heeft. Uitzonderlijk kan hetzelfde sein gelden voor twee sporen. In dit geval zal de mast twee schijven dragen met een pijl gericht naar het linkse en het rechtse spoor.

Op de seinpalen hangen dus : 

- hoofdpaneel 
- hulppaneel
- lichtcijfer
- overschrijdingscirkel
- identificatiebordje
- bordje 1>12
- kast met 2 rode banden, al dan niet met een rode letter 'T'
 
Overzicht van de identificatieplaatjes 

Een sein dat op een paal is geplaatst, is voorzien van een identificatiebordje, dat heb ik eerder al vermeld. De vorm en de tekens op het bord zijn afhankelijk van het soort sein. Seinen op tegenspoor zijn herkenbaar aan de diagonale streepjes in de hoeken. Verder zijn ze identiek aan de bordjes voor normaalspoor.


Stopsein, altijd in hoofdletters, nooit A of B.


Stopsein van tegenspoor steeds voorzien van 4 schuine streepjes in de hoeken.



Gecombineerd stopsein, altijd in hoofdletters + zwarte bol.



Gecombineerd sein voor tegenspoor.



Verwittigingsein met gele achtergrond in kleine letters.



Verwittigingsein voor tegenspoor.



Gecombineerd stopsein dat toelating kan geven voor een afwijking van de reisweg.



Gecombineerd stopsein dat toelating kan geven voor een afwijking van de reisweg voor tegenspoor.


Net als bij het oude armseinstelsel maakt het lichtseinstelsel een onderscheid tussen eenvoudige stopseinen, verwittigingseinen en gecombineerde seinen. Ook bij het rangeren trouwens worden lichtseinen gebruikt.



Alles over de lichtseinen in België

Het eenvoudig stopsein

Net als de autobestuurders heeft de bestuurder van een trein zich ook te houden aan heel wat regels. 
Eén ervan is het feit van vertrekken en gas geven, of remmen en stoppen. 

Terwijl de autobestuurders het moeten doen met drie lichten (rood = stop / oranje = gevaar / groen = rijden maar), heeft de treinbestuurder heel wat meer werk.
Ik begin hier met de lichtseinen, maar uiteraard zijn er ook nog de andere signalisatie waar rekening mee gehouden moet worden, en ook die is wel wat uitgebreider dan het wegverkeer.

Een eenvoudig stopsein is te herkennen aan het identificatiebordje onder het seinbord. Dit bord bevat zwarte hoofdletters op een witte achtergrond zonder toevoeging van andere kenmerken. 


Voor tegenspoor en andere : deze specificaties staan HIER vermeld. 

Een eenvoudig stopsein kan vier beelden tonen: Rood, Groen, Dubbel Geel en Rood Wit. Wanneer geen Dubbel Geel getoond wordt, kan de vorm van het hoofdpaneel wel eens vereenvoudigd uitgevoerd worden met enkel Rood en Groen licht (soms aangevuld met Wit). Dit bord mag echter niet verward worden met en vereenvoudigd stopsein dat verder aan bod komt en dat eveneens twee lichten (Rood en Geel) bevat. 

Hier de verschillende mogelijke beelden ven het eenvoudig stopsein.

1 Rood sein


Indien de trein op 'tegenspoor' rijdt, is het seinbord 'omgedraaid' (zie inkeping) en is er een constant knipperend licht.


Bij een Rood sein moet de trein steeds stoppen voor het sein, wij noemen dit 'opwaarts het sein'. Wanneer het signaal rood is, is het sein 'gesloten'. 
 
Het voorbijrijden van een rood sein met toelating van de verkeersleiding, bijvoorbeeld bij een seinstoring, wordt in vakjargon een 'seinoverschrijding' genoemd. Een niet-toegelaten passage (door onoplettendheid, ziekte van de bestuurder) wordt aangeduid als 'seinvoorbijrijding'.

Een bestuurder moet voor een rood sein steeds stoppen. 
Enkel onder strikte voorwaarden (de overschrijdingsmodaliteiten) mag hij deze voorbij rijden.
Deze modaliteiten zijn verschillend bij beheerde en niet beheerde seinen. 

- Overschrijden van beheerde seinen

De bestuurder stopt steeds opwaarts van het sein en begeeft zich naar de telefoonkast. 
Hij neemt contact op met de seinpost via de telefoon aanwezig in de kast. 

• Hij vult samen met de blokpost S422 in 
• Eventueel een S378 indien de bestuurder Rit Op Zicht moet rijden 
• Eventueel een S379 indien er overwegen zijn afwaarts van het sein (SF05 of SF1)

Bij ongeoorloofd voorbijrijden van gesloten beheerd sein heeft de BET E377 nodig om de rit te 
mogen hervatten. 

Het mag duidelijk zijn dat voor deze toelatingen veel papierwerk nodig is, en dus zeker niet voor        het plezier door 'het rood' gereden wordt. Soms lezen we ergens dat een machinist door het rood        reed om verloren tijd in te halen, wel ... hier is het tegendeel bewezen ... er wordt net heel veel tijd verloren!

- Overschrijden van niet beheerde seinen 

- met overschrijdingskroon

De bestuurder moet stoppen opwaarts van het sein 

                        • Hij vult de M510 (werkblad van de bestuurder) in 
                        • Hij rijdt verder als Rit Op Zicht tot volgend stopsein 
                        • De overschrijdingskroon wijst erop dat er geen overweg is, dus geen 
                          SF05/SF1 toe te passen en geen formulier nodig

  - met kast met rode banden

De bestuurder moet stoppen opwaarts het sein

• Hij vult de M510 (werkblad van de bestuurder) in
                        • Hij neemt S379 uit de kast: hierop staat de vermelding waar de overwegen  
                          zich bevinden en welke procedure er moet toegepast worden (SF05 of SF1-)
                        • Hij rijdt verder als Rit Op Zicht tot het volgend stopsein 

Bij ongeoorloofd voorbijrijden van gesloten niet beheerd sein zet de BET de rit verder aan ROZ (Rit Op Zicht, dus aan maximaal 20 km/u). Aan elke overweg zelf geldt SF05, en dit tot aan het eerstvolgende stopsein. 


2 Groen sein


Indien de trein op 'tegenspoor' rijdt, is het seinbord 'omgedraaid' (zie inkeping) en is er een constant knipperend licht.


Groen betekent dat het sein (A) open staat en dat de trein mag doorrijden. 
Het geeft aan dat het volgende stopsein (B) bij het voorbijrijden van het sein  eveneens open staat met bijvoorbeeld Groen of Dubbel Geel. 
Na Dubbel Geel volgt dan automatisch een Rood licht (C), dus de bestuurder moet hier ten gepasten tijde op anticiperen.



2.1 Groen-Geel horizontaal


Indien de trein op 'tegenspoor' rijdt, is het seinbord 'omgedraaid' (zie inkeping) en is er een
constant knipperend licht.

Het volgende sein zal een lichtcijfer vertonen, dat een beperkende snelheid weer zal geven.
De bestuurder moet dus aan dit sein beginnen afremmen om aan het volgende sein de gevraagde beperkte snelheid te kunnen respecteren.


2.2 Groen-Geel verticaal

Indien de trein op 'tegenspoor' rijdt, is het seinbord 'omgedraaid' (zie inkeping) en is er een
constant knipperend licht.

De volgende aankondiging staat op een te korte afstand, dit wil zeggen dat de afstand tussen het volgende sein en het daarop volgende sein te kort is om af te remmen naar de gevraagde snelheid. Dit kan komen doordat een trein een gebied binnenrijdt waar de normale seinen niet konden gezet worden wegens plaatsgebrek of niet-zichtbaarheid.

De treinbestuurder remt dus op voorhand af, voor reizigerstreinen is dit naar 70km/u en voor goederetreinen naar 40km/u. Deze snelheid moet dus zeker bereikt zijn aan het volgende sein.

3 Dubbel Geel


Indien de trein op 'tegenspoor' rijdt, is het seinbord 'omgedraaid' (zie inkeping) en is er een constant knipperend licht.


Dubbel Geel wordt getoond wanneer net als bij Groen doorrijden is toegestaan. 

Dit seinbeeld (A) kondigt in dit geval aan dat de bestuurder hier wel mag voorbijrijden maar dat het volgende stopsein (B) een gesloten sein is (rood licht). 


De treinbestuurder zal zijn snelheid moeten aanpassen zodat hij tijdig voor het volgende sein kan stoppen. In dit geval heeft het stopsein met Dubbel Geel dezelfde betekenis als een verwittigingsein (zie later).
Wanneer na het voorbijrijden van Dubbel Geel (A) het volgende stopsein (B) op Groen zou springen omdat de sectie op dat ogenblik is vrijgekomen, mag de treinbestuurder zijn snelheid opnieuw opdrijven naar de maximum toegelaten snelheid op zijn traject.


3.1 Dubbel Geel en een ontvangstspoor

Dubbel Geel kan ook aangeven dat de trein het ontvangstspoor in een station of een rangeerspoor mag oprijden. Het volgende sein is in dit geval een gesloten eenvoudig stopsein, een gesloten vereenvoudigd stopsein, of een stootbloksein.



3.2 Dubbel geel en snelheidsbeperking

Op een stopsein kan bij Dubbel Geel een snelheidsbeperking opgelegd worden door een lichtgetal of een snelheidscijfer dat onder het sein wordt geplaatst. 

Een zwart snelheidscijfers op een omgekeerde driehoek met gele achtergrond wordt gebruikt wanneer de snelheid op deze plaats steeds dezelfde blijft. 

Wanneer de snelheid kan variëren afhankelijk van de situatie achter het sein, zal een lichtbak geplaatst worden. 

Het cijfer duidt de toegelaten snelheid in tientallen kilometers per uur aan. Het cijfer vier betekent dat de maximum toegelaten snelheid bij het voorbijrijden van het sein 40 km/uur is.



3.3 Dubbel geel en doodlopend spoor

Wanneer een reizigerstrein naar een doodlopend spoor wordt geleid, wordt naast Dubbel Geel en een snelheidsbeperking een oplichtend U-teken boven het seinbord getoond. 

Dit teken wijst erop dat het ontvangstspoor een doodlopend spoor is.




3.4 Dubbel geel bij het verlaten van het station

Dubbel Geel (A) kan eveneens getoond worden wanneer de trein het station verlaat of van een rangeerspoor naar een hoofdspoor wordt geleid. Het volgende sein (B) zal dan een eenvoudig stopsein zijn waarvan de treinbestuurder moet veronderstellen dat het gesloten is en waarbij hij de opgelegde snelheid moet respecteren. De trein mag wel versnellen zodra het stopsein (B) open staat. Sein (C) en (D) zullen op dat ogenblik Rood en Dubbel Geel vertonen.



3.5 Dubbel geel als waarschuwingssein


Deze seinen zijn enkel van toepassing op lijnen waar de snelheid > 70km/u bedraagt. 
Ze leggen nooit een stop op (en staan dus ook nooit op rood). 

Het kenmerkplaatje is geel en rond. De letters en cijfers zijn dezelfde als die van het stopsein waarop het betrekking heeft, echter staan de letters in kleinschrift.


4 Rood en Wit


Indien de trein op 'tegenspoor' rijdt, is het seinbord 'omgedraaid' (zie inkeping) en is er een constant knipperend licht.

De bestuurder mag hier voorbij rijden, echter gaat hij hier over in 'kleine beweging', wat wil zeggen dat hij na het voorbijrijden van dit sein ook de kleine stopseinen moet eerbiedigen.
De bestuurder zal na dit sein ook rit op het zicht toepassen, dit wil zeggen dat de snelheid maximaal 30km/u is en hij moet kunnen stoppen voor elke voorzienbare hinder (bvb. een trein of een medewerker op het spoor).

Wanneer een Rood en Wit samen getoond worden, mag de trein doorrijden. 
Vanaf dan wordt de treinbeweging een Kleine Beweging. Dit seinbeeld valt onder rangeerseinen'.

5 Keper


Wanneer de trein via een wissel naar het tegenspoor wordt geleid, zal op het hulppaneel boven het hoofdpaneel een keper getoond worden in de vorm van een V. 

Het eerstvolgende sein zal dan altijd een sein met knipperende lichten zijn. Naast deze keper kan onderaan nog een lichtgetal voorkomen dat de maximum toegelaten snelheid aankondigt. 

Deze hulppanelen met lichtgetal of keper zijn gedoofd wanneer het stopsein gesloten (rood) is. 


6 Het vereenvoudigd stopsein


Naast een eenvoudig stopsein bestaat een vereenvoudigd stopsein. Een vereenvoudigd stopsein bevat slechts twee lichten (rood en geel) en is daarom kleiner van omvang dan een doorsnee eenvoudig stopsein. 

Een Rood licht beveelt de stilstand voor het sein. 
Het Geel licht laat voorbij rijden toe. 

Het vereenvoudigd stopsein heeft hetzelfde identificatiebordje als een eenvoudig stopsein.

Een vereenvoudigd stopsein kan zowel op een mast als tegen de grond geplaatst worden. Wanneer het sein gelijkgronds wordt geplaatst kan het zowel verticaal als horizontaal worden opgesteld. Alleen wanneer dit sein verhoogd is opgesteld, mag het de ontvangst van een trein op een bezet spoor toelaten. In dit geval wordt het sein aangevuld met een bord met de doorgestreepte letters HK.

De aanwezigheid van dit bord vormt de grens van een gewone treinbeweging. Het openen van het sein (geel licht) kondigt een Kleine Beweging aan. Doorrijden is nu toegestaan. Er wordt echter geen informatie gegeven over de stand van het volgende sein.

Een vereenvoudigd stopsein vind je vaak terug in een station. Ze worden bijvoorbeeld gebruikt op het einde van elk spoor in een goederenbundel, waarbij de uitrit gedekt is door een gemeenschappelijk groot stopsein. Tevens wordt het geplaatst aan de uitrit van een dood lopend spoor.

Een Vereenvoudigde stopseinen zul je nooit terugvinden op tegenspoor. Deze seinen kunnen bijgevolg geen knipperend licht vertonen.
Een gelijkgronds vereenvoudigd stopsein mag niet verward worden met een rangeersein dat eveneens tegen de grond wordt geplaatst en een Violet en Geel licht.

7. Herhalers

Ze zijn jullie waarschijnlijk wel al opgevallen ... de serie lichtjes die soms te zien zijn op perrons. 
Dit zijn de zogenaamde 'herhalers'. 

Deze herhalers worden geplaatst op plaatsen waar de 'echte' seinen slecht zichtbaar zijn voor de bestuurder. Ik denk hierbij vooral aan bochten of plaatsen waar heel veel seinen / lichten bij mekaar staan, waardoor het niet echt duidelijk is welk licht voor welk spoor staat. 

Daarom deze 'herhalers' die, zoals het woord het zelf zegt, een herhaling vormen van het seinbeeld. 


Als alle lichtjes horizontaal opgelicht zijn (denk aan een gesloten slagboom), wil dit zeggen dat het sein op rood staat, en de bestuurder dus (nog) geen toestemming heeft gekregen om te vertrekken.



Als de lichtjes diagonaal branden (denk aan een geopende slagboom), staat het sein op groen of groen-geel en mag de bestuurder, mits aan de vertrekprocedure is voldaan, vertrekken.


8. AVG-'Rozet'

Een laatste categorie is ondertussen in 2023 verdwenen, hoewel men ze op sommige perrons nog wel eens (niet werkend!) kan tegenkomen. 
Ik heb het over de AVG (Aanduider Verrichtingen Gedaan), een signaal dat werd geactiveerd door de treinbegeleider nadat die er zich van vergewist had dat alles veilig was voor vertrek. 

De begeleider sloot de deuren en overschouwde het perron om na te kijken of alles in orde was. Hij draaide dan met een sleutel aan 'een kastje' (de AVG-aanduider) en stapte daarna zelf langs de laatst opengebleven deur in de trein, waarna hij ook deze afsloot. 
Dit 'draaien' gaf een signaal aan de blokpost en activeerde een rood lampje in het midden van deze rozet.


Bij het okay van de blokpost, die kon al na 10 seconden zijn, in Brussel al na 7, werd de 'rozet' opengezet, wat meteen teken was dat de trein mocht vertrekken.


Bij het uitblijven van 'wit' diende de treinbegeleider na te kijken met bestuurder en/of blokpost of er een probleem was. 
Omwille van de onveiligheid van dit systeem (vele reizigers wouden toch nog opstappen nadat dit signaal gegeven was) werd dit in 2023 vervangen door een elektronisch verstuurde boodschap van begeleider naar bestuurder op het moment dat alle deuren gesloten zijn. 

Jullie zien, het is niet zo simpel als het eruit ziet, wel? 
En dit zijn dan nog enkel de lichtseinen ...