Vroeger (tot in de jaren 90) kende men onder andere in België het 'armseinstelsel', een systeem van palen en daarop bevestigde 'armen' die instructies gaven aan de machinisten.
Hoewel dit eigenlijk nog vrij lang actief was, werd het al heel snel als 'verouderd' gecatalogeerd. Het systeem was immers niet echt veilig bij laaghangende zon, 's nachts, ... wanneer de seinen niet zichtbaar waren.
Daarom werd een systeem van lichtseinen ingevoerd.
Bij de bespreking van deze lichtseinen beperk ik me tot het gebruik van de seinen en de kennis van de verschillende seinbeelden voor zover dit belangrijk kan zijn voor een treinbegeleider. Deze bijdrage heeft niet de bedoeling om van elke lezer een treinbestuurder te maken.
De échte professionals dienen immers een veel gedetailleerdere versie, via het Algemeen Reglement voor het Gebruik van de Spoorweginfrastructuur van de NMBS, te kennen, en dienen regelmatig hun kennis opnieuw op te frissen door middel van 'lijnkennis'.
Een beetje geschiedenis
De eerste lichtseinen in België werden reeds in 1932 in gebruik genomen op de lijn Charleroi - Namen waar toen nog volop met stoomlocomotieven gereden werd.
Vervolgens was in 1935 de geëlektrificeerde lijn Brussel – Antwerpen aan de beurt.
Uiteraard diende het een hele tijd om alle seinen in ons land te kunnen veranderen ...
De combinatie van de lichten Rood, Geel en Groen, vertoonde bij deze seinen opvallend veel gelijkenis met de stand van de lichtseinen op dit reeds bestaande armseinstelsel maar van deze laatste waren de lichten enkel tijdens de nacht goed zichtbaar.
Tot 1876 werd in plaats van groen vaak een wit licht gebruikt. Dit kleurgebruik is in Engeland ontstaan, net zoals trouwens het hele treingebeuren in Europa zijn oorsprong dankt aan hen.
Het Engelse woord voor de kleur van wit licht is 'clear'.
En datzelfde woord wordt ook gebruikt om aan te geven dat een spoor vrij is, wat de betekenis van dit seinbeeld in het Engelse taalgebied glashelder maakt.
In 1876 gebeurde het onvermijdelijke. Er brak in een sein bij Abbots Ripton een gekleurde lens die voor het witte licht had moeten staan. Het sein toonde daardoor onterecht 'clear', wat een spoorwegongeval veroorzaakte.
Het onderzoek naar de reden van het ongeval leidde bijna logischerwijze tot de conclusie dat het gebruik van wit licht in seinen zeker niet altijd als veilig kan beschouwd worden. Daarom werd in Engeland in de jaren na dit ongeval de kleur wit vervangen door groen.
Tussen 1904 en 1908 liet het New Yorkse bedrijf 'Corning Glass Works' systematisch onderzoek doen naar de optimale kleur van spoorwegseinen. Het bedrijf was producent van glaswerk voor lampen van spoorwegseinen en was dus zeker 'expert' te noemen in hun vak.
Onderzocht werd welke kleuren het best van elkaar te onderscheiden waren nadat ze door lenzen gebundeld werden. Door het bundelen worden seinlichten van een grotere afstand beter zichtbaar. Dit onderzoek leidde tot de aanbeveling om vier specifieke kleuren te gebruiken voor vier specifieke betekenissen. De vier gekozen kleuren zijn zo gekozen dat ze goed zijn te onderscheiden, ook op grote afstand en in diverse weersomstandigheden. Men moet immers zowel tijdens een regenbui als bij laaghangende zon kunnen voorgaan op deze seinen.
Volgende kleuren werden gekozen :
- rood: 'stop' (onveilig)
- geel: 'approach' (waarschuwing of snelheid verminderen)
- groen: 'clear' (veilig)
- wit: 'restricted' (rijden op zicht, rijden aan lage snelheid)
De kleur geel (of amber) was op dat moment nieuw, want tot dit onderzoek werd deze kleur maar zelden gebruikt, en eigenlijk ook al helemaal niet in de betekenis van 'waarschuwing'
Het invoeren van lichtseinen had een aantal voordelen in vergelijking met het armseinstelsel.
Eerst en vooral worden zowel overdag als ’s nachts dezelfde aanduidingen gebruikt. Bij armseinen waren enkel ‘s nachts de lichten zichtbaar omdat tijdens de nacht de stand van de armen moeilijk waar te nemen waren. Over het algemeen zijn lichten overdag trouwens beter te zien dan armseinen.
Met lichtseinen zijn ook meer combinaties mogelijk zoals Groen Geel Horizontaal en Verticaal.
Verder zijn ze goedkoper in onderhoud en plaatsing. Bij lichtseinen worden immers geen mechanische onderdelen gebruikt.
En tot slot kunnen lichtseinen zowel op normaal als op tegenspoor worden geplaatst, iets wat met het armseinstelsel niet mogelijk was.
De Belgische lichtseininrichting die ik hier zal bespreken wordt ingedeeld in:
Naast lichtseinen kent de NMBS nog verschillende andere soorten seinen zoals naderingsbakens, geluidsseinen en handseinen. Deze worden elders besproken. Ook de snelheidsseinen (-borden) zullen slechts in beperkte mate aan bod komen, met name wanneer ze voorkomen in combinatie met lichtseinen.
De Belgische lichtseinen zoals we deze op het spoorwegnet kunnen waarnemen hebben bijna steeds dezelfde vorm. We maken een onderscheid tussen een beheerd sein, en een niet beheerd sein.
De seinplaat of het hoofdpaneel heeft altijd afgeronde of rechte hoeken. De plaat zelf is zwart geschilderd met een witte rand. Deze witte rand heeft steeds afgeronde hoeken.
Een seinplaat bevat maximaal vijf openingen voor vijf gekleurde lichten. De volgende seinbeelden kunnen worden getoond: Rood, Groen, Dubbel Geel, Rood Wit, Groen Geel Horizontaal en Groen Geel Verticaal.
Op dezelfde paal waarop de seinplaat is gemonteerd kunnen een aantal andere kenmerken voorkomen die bijkomende informatie over het sein verschaffen.
De letter is nooit A of B.
De letter is de 'naam van het sein'. Het cijfer is het nummer van de blokpost die het sein beheert.
Verder vinden we bij de beheerde seinen ook een kast met twee rode banden en een rode ‘Tango’ op geschreven .
Daar zit een telefoon in de kast om in verbinding te komen met de blokpost die het sein beheert.
Standaard staat het sein altijd gesloten (rood), zelfs al is de sectie vrij. Het zijn de dispatchers die beslissen of het sein op groen kan of niet.
Een beheerd sein mag door een machinist slechts overschreden worden na nadrukkelijke toelating van de verkeersleiding.
Naast de beheerde seinen, bestaan er ook niet beheerde seinen.
Een niet beheerd sein (of ook ‘permissief sein’ is een sein dat automatisch werkt, dus zonder tussenkomst van blokpost of seinpost.
Standaard staat deze open (groen), en wordt automatisch gemanipuleerd door de bezetting van de sectie(s) afwaarts van de trein.
Trein in de sectie : het sein komt automatisch op rood.
Trein in de volgende sectie : het sein komt automatisch op dubbel geel.
Er zijn twee soorten niet beheerde seinen.
Dit wil zeggen dat er geen overweg is in de sectie afwaarts van het sein.
De overschrijdingskroon is een witte cirkel met zwarte stip in het midden en zwarte rand rondom.
Een identificatieplaatje met letter A of B en een cijfercombinatie.
De letter wijst op het spoor (Alfa of Bravo).
Het cijfer is de afstand vanaf de oorsprong van de lijn, uitgedrukt in hectometer (1 hectometer = 1/10e kilometer) 118 = dus 11,8 kilometer
Dit wil zeggen dat er een overweg afwaarts is van het sein.
Het formulier S379 zit in de kast. De machinist dient hier uit te stappen en dient het formulier zorgvuldig in te vullen. Pas na toestemming mag hij dan 'door het rood' rijden. De SF05 of SF1 regeling is hier van toepassing is (dit is een snelheidsbeperking in de buurt van overwegen). Bij het overschrijden van de overweg dient de bestuurder te claxonneren om het wegverkeer te waarschuwen.
Kenmerkplaatje met letter A of B en cijfercombinatie (kilometers)
Kast met twee rode banden
+ formulier S379
Bij deze niet beheerde seinen staat de stand steeds op groen. Eens de locomotief van de trein de seindetectie is voorbij gereden, springt dit sein onmiddellijk op rood.
Er kan dus geen achterliggende trein meer in dezelfde sectie komen, want die moet stoppen.
Als veiligheid staat in de daar voorafgaande sectie het licht op 'dubbel geel' (opgepast, het volgende sein staat dicht!).
En er zijn ook intermitterend permissieve seinen.
Een sein is intermitterend permissief wanneer het niet altijd een permissief sein is. Op dit sein is op de mast een overschrijdingslichtje geplaatst samen met een telefoonkast waarop twee rode banden plus de letter T aangebracht zijn. Het sein wordt permissief wanneer het overschrijdingslichtje brandt. Bij een open sein (groen) mag een intermitterend permissief sein (met brandend overschrijdingslichtje) altijd voorbij gereden worden.
Het sein is geen permissief sein wanneer het lichtje gedoofd. In dit geval betekent dit dat de bediening van de lijn (tijdelijk) wordt overgenomen door een seingever. Bijvoorbeeld voor de bediening van een plaatselijke aansluiting naar een bedrijf.
Een treinbestuurder mag een gesloten stopsein (met een gedoofd overschrijdingslichtje) pas voorbij rijden nadat hij eerst gestopt is voor het sein en nadat hij de nodige modaliteiten heeft vervuld. In de praktijk betekent dit dat de treinbestuurder de seingever contacteert via de bijhorende telefoon en een formuliertje invult overeenkomstig de richtlijnen van de seingever.
De lichtseinen voor normaal spoor staan steeds links van het baanvak opgesteld. Seinen voor tegenspoor staan rechts opgesteld en hebben permanent knipperende lichten.
Treinen dienen op tegenspoor te rijden indien de sectie die volgt niet bereikbaar is (ongeval, werken, ...) of tijdens de zogenaamde 'roestritten', ritten die een spoor regelmatig bereden houden, om roestvorming te voorkomen.
Een sein voor normaal spoor dat uitzonderlijk rechts staat opgesteld heeft op zijn mast een schijf met een witte pijl op een blauwe achtergrond. Deze pijl is gericht naar het spoor waarop het sein betrekking heeft. Uitzonderlijk kan hetzelfde sein gelden voor twee sporen. In dit geval zal de mast twee schijven dragen met een pijl gericht naar het linkse en het rechtse spoor.
Op de seinpalen hangen dus :
- hoofdpaneel
- hulppaneel
- lichtcijfer
- overschrijdingscirkel
- identificatiebordje
- bordje 1>12
- kast met 2 rode banden, al dan niet met een rode letter 'T'
Overzicht van de identificatieplaatjes
Een sein dat op een paal is geplaatst, is voorzien van een identificatiebordje, dat heb ik eerder al vermeld. De vorm en de tekens op het bord zijn afhankelijk van het soort sein. Seinen op tegenspoor zijn herkenbaar aan de diagonale streepjes in de hoeken. Verder zijn ze identiek aan de bordjes voor normaalspoor.
Gecombineerd stopsein, altijd in hoofdletters + zwarte bol.
Verwittigingsein voor tegenspoor.
Net als bij het oude armseinstelsel maakt het lichtseinstelsel een onderscheid tussen eenvoudige stopseinen, verwittigingseinen en gecombineerde seinen. Ook bij het rangeren trouwens worden lichtseinen gebruikt.
Alles over de lichtseinen in België