Nieuws van 't spoor

--------- Geniet van de reis, of het nu werk-, school of vrije tijdsgerelateerd is ! --------

dinsdag 24 januari 2023

Aalst ...


Over het treinverkeer in en rond Aalst is HIER meer te lezen. 
In dat artikel staat ook vermeld dat Aalst eigenlijk een heel uniek stationsgebouw bezit. 
 
Het stationsgebouw werd ontworpen door de Belgische architect Jean-Pierre Cluysenaar in 1852 en werd op 6 juli 1856 officieel ingehuldigd door kroonprins Leopold, de latere Koning Leopold II.  
 


Het station van Aalst geldt eigenlijk als een soort vlaggenschip van de lijn. 
Cluysenaar koos ervoor niet enkel het station te ontwerpen maar ook het aansluitende plein en bijhorende stratenpatroon. Daardoor kon hij één zijde van het plein volledig invullen met zijn stationsontwerp dat bestond uit het hoofdgebouw en 2 torens. 
 
Jean-Pierre Cluysenaar stamde af van een Hollandse architectenfamilie. In 1826 volgde hij een jaar les aan de Brusselse academie. Hij dankte zijn opleiding vooral aan Tieleman Franciscus Suys, bij wie hij tot in 1835 werkte. Zijn belangstelling voor Italiaanse renaissancemodellen vond wellicht ook daar zijn oorsprong. Cluysenaar liet zich gedurende zijn carrière door tal van architecturale stijlen inspireren en de architect is veruit het best gekend door zijn ontwerp voor de Brusselse Sint-Hubertusgalerijen. Het was voor die tijd een enorm overdekt winkelproject midden in de Brusselse binnenstad op het terrein waar voordien het St.-Hubertusstraatje lag. 
 
Hij werd aangetrokken voor het ontwerp van de spoorwegstations van de "Chemin de Fer de Dendre et Waes" en hij formuleerde daarbij een opvallende architectuurvisie. 
 

Alle stations van één lijn moesten zowel een eenheid vertonen (zij bepalen immers het karakter van de spoorlijn), maar moesten ook gevarieerd zijn (standaard-architectuur werd dus afgewezen).
De stations moesten zich integreren in de omgeving, maar ze moesten ook efficiënt zijn .
 
Hij ontwikkelde geen type dat overal werd toegepast maar voorzag voor elk station op de Dender-Waaslijn een eigen vormgeving die werd aangepast aan de eigenlijke locatie. 
In zijn ontwerpen streefde hij er steeds naar om de geest en de culturele traditie te vatten die zo eigen is aan de omgeving / regio waar hij werkte. 
Het ‘befaamde Aalsterse DNA’ moest dus ook terug te vinden zijn in het stationsgebouw.
 
Hij verwerkte in zijn architectuur dan ook de middeleeuwse oorsprong van onze stad en het belfort en de steekboogarcaden op hardstenen zuilen met lijstkapitelen verwijzen onder meer naar het Aalsterse huis “Beurs van Amsterdam” en het “Jezuïetencollege”. 
 
De bouwstijl van het stationsgebouw kan dus eigenlijk best omschreven worden als een mix van een middeleeuwse burcht en een gotisch stadhuis. 
 
Het in 1852 ontworpen gebouw bestaat uit een centraal gebouw met een galerij, vestibule, wachtruimten en bureaus. 
Hier een plan van hoe alles langs de binnenkant zou ingedeeld worden (tekening van JP Cluysenaar, 1855).
 

De ontwerpen werden door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen enthousiast ontvangen. Meteen werd vastgesteld dat de ontwerpen van Cluysenaar die van zijn collega’s zeker overstijgen en dat ‘Aalst’ als belangrijkste station langs de lijn geldt.
 
Het prachtige gebouw ‘Station de ville’ werd opgetrokken in donkerrode Boomse papensteen, terwijl de sierelementen als zuilen, druiplijsten, consoles, plinten, dekstenen op de kantelen en de rozetten uitgevoerd werden in blauwe hardsteen uit Zinnik en Maffle. 
De deuren en ramen werden vervaardigd uit Noors dennenhout.
De dakbedekking bestaande uit rode en zwarte pannen kwam van “Josson en Delanghe” uit Antwerpen. 
 
Centraal in het stationsgebouw staat een rechthoekige 'burcht' in twee bouwlagen met langs de straatzijde een 'donjon' in vier bouwlagen. 
Dit centrale deel wordt omgeven door een gebouw in slechts een bouwlaag. 
Langs de straatzijde ontwierp Cluysenaar een galerij met elf steekbogen die worden gedragen door arduinen zuilen en alle buitenmuren zijn voorzien van kantelen en schietgaten, verwijzend naar de historische gebouwen in de binnenstad.
 

De beide identieke hoektorentjes herbergden functies gekoppeld aan het aankomend verkeer ("Bureau de I'Octroi"  (links) en "Corps de Garde" (rechts)) en sluiten het stationsplein op de hoeken visueel af.
Ze zijn één travee breed en één travee diep, tellen één bouwlaag en lopen uit op kantelen. 
Elke zijde bevat een segmentboogvormige deur of raam gevat in een dubbele steekboognis. De binnenste nis heeft een druiplijst die de nisvorm volgt. Boven de muuropeningen bevindt zich een decoratieve rozet en er is een aflijnende bakstenen steekboogfries aanwezig onder de kantelen.
 
Eigen aan het type 'station de ville' waartoe Aalst behoort, is dat de voorgevel op de stad gericht is en samen met beide torentjes een gevelwand vormt van het bijhorende plein en de omgevende straten (Denderstraat, Dendermondsesteenweg, Esplanadeplein, Esplanadestraat en Vaartstraat). 
 
Deze bouwvorm ging in tegen alle vroeger gekende stationsontwerpen die allen gericht waren op de spoorweg zelf (type 'chalet') in plaats van op de stad of het dorp. 
 
In 1890 tekende ingenieur-architect De Paepe enkele uitbreidingen op het bestaande gebouw. Van dit merkwaardig vergrotingsproject werden enkel de twee losstaande zijpaviljoenen en de luifel aan de perronzijde uitgevoerd. 
 
Er zijn later nog enkele wijzigingen gebeurd in 1906, 1925, 1950 en 1957, maar die hadden vooral betrekking tot het interieur en de gebouwuitrusting. 
 
In 1906-1907 werden aanpassingen gedaan in kader van de wereldtentoonstelling te Gent (1913).
Het tracé van de staatsspoorweg door de stad kwam daardoor op een kunstmatig verhoogde berm te liggen. Een excentrisch aangebrachte reizigerstunnel en fraaie schuine daken op kaaien (die ondertussen verdwenen zijn) waren bijkomende nieuwigheden.
 
In de vroege jaren '20 herstelde België zich van de 'Groote Oorlog'. 
Als sluitstuk van het omhoog brengen van het emplacement werd in 1925 op het eerste perron een nieuw seinhuis (rechts op de foto) gebouwd. 


In het stationsgebouw zelf bevond zich de vestibule met loketten in het midden. Links hiervan waren de lokalen voor de afhandeling van het goederenvervoer gevestigd en rechts hiervan lagen onder andere twee wachtzalen. De verdieping boven de loketten was ingericht als woning voor de stationschef met zijn gezin. Onder de arcaden stond weer een kranten- en tijdschriftenstalletje.
 
De opkomst van de auto's, de autobussen en de vrachtwagens in de jaren twintig en dertig bracht een enorme verandering in het vervoer teweeg. 
Het schip, de trein en de tram namen niet langer het grootste deel van het reizigers- en goederenvervoer voor hun rekening. Zij moesten een steeds groter deel van hun tonnage aan de nieuwkomers afstaan. Het Statieplein in elke stad werd niet langer uitsluitend voorbehouden aan de tram, het rijtuig, de fietser of de voetganger. In de loop van de jaren dertig stonden er immers volop autobussen te wachten op klanten en ook de privéauto's begonnen aan een serieuze opmars.
 
In de jaren ’70 werd de spoorwegberm naast de toenmalige autobushaltes vernieuwd. Hier een foto uit 1976 waar de vernieuwde spoorwegberm te zien is. 
 

Het is ook sedert de jaren '70 dat het station mooi versierd wordt in de carnavalsperiode ... 
 

... en dat Sint Maarten en Zwarte Piet met de trein naar Aalst kwamen. 
Hier een fotootje op het perron van het station te Aalst. Rechts van Sint-Maarten staat burgemeester Marcel De Bisschop. 
 

In 1975 was het stationsgebouw "versleten" verklaard en op 26 augustus 1975 werd zelfs een slopingsaanvraag ingediend. Verschillende instanties en verenigingen drongen er, wegens het unieke (historisch) karakter, echter op aan om tenminste het buitengedeelte te bewaren. 
En dat gebeurde ook. 
 
Een Koninklijk Besluit van 19 juni 1978 zorgde voor de bescherming van het oude stationsgebouw en de omgeving. 
Er werden aan de lopende band kleine reparaties uitgevoerd, maar uiteindelijk liep men eigenlijk steeds achter de feiten. Men kwam repareren wat kapot was, maar men deed weinig preventiefs zodat er binnen de kortste keren opnieuw iets kapot was.
Jarenlang ‘boerde’ men zo voort … tot in de ‘nineties’
 
Vanaf 17 september 1990 werd het stationsgebouw toch afgebroken, maar de duidelijke afspraak was dat hierbij niet aan de buitengevels of de toren geraakt zou worden.   
Ook de aan de buitengevel bevestigde gedenkplaat voor de slachtoffers van de spoorwegen van de Eerste Wereldoorlog bleef gelukkig gespaard van afbraak of schade.
 

Niet enkel de buitenkant, maar ook het interieur van het gebouw werd met respect voor het verleden ingrijpend gewijzigd. De buitenkrantenkiosk verdween en zou later een nieuw onderdak vinden links aan de onderdoorgang naar de perrons aan de fietsenstalling. 
 
Uiteindelijk werd het stationsgebouw officieel heropend op 27 maart 1993.
 
Het is het enige "Station de Ville" van Jean-Pierre Cluysenaar dat nog bestaat. De stations van Ninove en Geraardsbergen werden volledig afgebroken om plaats te maken voor een gelijkvloerse nieuwbouw.
 
Naast het stationsgebouw zelf is ook de stedenbouwkundige ontwikkeling van de stationsbuurt van de hand van Cluysenaar. 
Zo ontwierp hij een volledige nieuwe 19de-eeuwse stadswijk die de verbinding tussen station en eeuwenoude stadskern zou vormen. 
Drie straten verbinden, nu nog steeds, de Graanmarkt, het Esplanadeplein en het Bauwensplein met het station. Ze kruisen op het statieplein, net voor het station dat zo een soort van baken voor de stad vormt en een ideaal ontvangstgebouw en vertrekpunt voor de reiziger is.
 

De stationswijk werd een wijk met een homogene bebouwing, die wel al snel bedreigd werd door weinig inspirerende nieuwbouw. 
Het Esplanade, het Bauwensplein, de Stationsstraat en de Albert Liénartstraat zijn daar goede (maar jammere) voorbeelden van. 
In de buurt ontstond er een concentratie van vrije beroepen en op het Stationsplein zelf rezen de Horecabedrijven als paddenstoelen uit de grond. 
 
Het Statieplein is net buiten de laatmiddeleeuwse stadsomwalling gelegen, op een plaats waar de oudste bidplaats van Aalst wordt gesitueerd (8ste eeuw, Ursmaruskapel). 
Het archeologisch onderzoek op het Statieplein leverde echter geen bijkomende gegevens op over de toenmalige stadsomwalling die op deze plaats liep of de Sint-Ursmaruskapel en het latere klooster. Wel kon worden vastgesteld dat er zich op deze plaats een steilrand van de Dender bevond, die gedempt raakte. Bij de aanleg van het Statieplein in de 19de eeuw werd dit terrein opgehoogd. 
 
Het ontbreken van archeologische sporen die mogelijk verband houden met de vroegmiddeleeuwse kapel of het vol middeleeuwse klooster doen het vermoeden rijzen dat de oudste bidplaats van de stad niet ter hoogte van het Statieplein te situeren is. Dit gegeven, gecombineerd met de historische kaarten en de resultaten van het onderzoek in de Albert Liénartstraat, lijken er eerder op te wijzen dat deze bidplaats zich ter hoogte van het midden van de Albert Liénartstraat bevond. 
 
Eind 2006 vond voor de eerste maal een archeologisch onderzoek plaats in de buurt van het tracé van de tweede, laatmiddeleeuwse, stadsomwalling. In de Albert Liénartstraat kon in de meest zuidelijke sleuf de buitenrand van de gracht van deze omwalling geregistreerd worden. De rest van het onderzoek, naar het statieplein toe, voerde men dus eigenlijk buiten de stadsomwalling. In de meest noordelijke sleuf van het onderzoek, het dichtst bij het stationsplein, werd de binnenrand van de latere, 16de-eeuwse bastionsgracht aangetroffen. 
 
Naast belangrijke informatie in verband met de laatmiddeleeuwse stadsomwalling en deze gracht, bood het onderzoek in de Albert Liénartstraat tevens de mogelijkheid om de iconografische en geschreven bronnen te toetsen op hun betrouwbaarheid. 
In de as van de Albert Liénartstraat wordt immers de oudste bidplaats van de stad gesitueerd. Deze Sint-Ursmaruskapel zou in de 8ste eeuw opgericht zijn op gronden van de abdij van Lobbes en uitgroeien tot een Benedictijnenklooster. 
Volgens de zeer beperkte historische bronnen werd het kloosterdomein in de loop der eeuwen 
verschillende malen verwoest. 
 
Nog uit de historische bronnen is eveneens geweten dat deze zone vanaf de late middeleeuwen de functie van pestkerkhof vervulde, waarbij er tot in het begin van de 19de eeuw begraven wordt. Enkele aangetroffen begravingen lijken het bestaan van dit kerkhof dan ook te bevestigen. 
Tenslotte werd tijdens dit onderzoek ook een Romeinse greppel aangetroffen, vermoedelijk daterend uit de 2de of 3de eeuw. 
 
Eind 2001 beslisten enkele autoriteiten om de handen in elkaar te slaan om de Aalsterse stationsomgeving te verfraaien.
 
Op 21 juni 2002 werd dat geconcretiseerd en werd er een overeenkomst getekend tussen de stad Aalst, de NMBS, De Lijn, Euro Immo Star, de Post en NV Amylum omtrent de strategische stedenbouwkundige studie ‘Aalst StationsOmgeving Aalst’ (ASO) (Gemeenteraad 23 mei 2002).
 
Het project vormde een onderdeel van het grotere stadsproject ‘Filatures & Urban Fabric(s)’, beter bekend als het ‘Masterplan stationsomgeving Aalst’ en wou eigenlijk als een soort schakel werken voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in de Denderomgeving doorheen het stadscentrum van Aalst. 
Een algemene doelstelling was de realisatie van een soort ‘waterfront’, waarbij de Dender terug een volwaardig onderdeel zou worden van het stedelijke leven. 
 
Voor de stationsomgeving zelf gold dat alles goed functionerend en veilig moest zijn met een hoogwaardige dienstverlening voor alle gebruikers. 
 
Het station van Aalst is het enige bewaarde station dat in zijn exterieur (hoofdgebouw en twee torenvormige bijgebouwen) de visie van Cluysenaar omtrent spoorarchitectuur, zijn functies en uitstraling, in stedelijke context zichtbaar maakt.
De stations van Ninove en Geraardsbergen werden volledig afgebroken om plaats te maken voor een gelijkvloerse nieuwbouw.
 
2013  : Wie Aalst binnenkomt met de trein en het station uit stapt, wordt sedert eind 2013 niet meer geconfronteerd met een verloederd en verouderd Statieplein, maar ziet een moderne ruimte met een fontein, terrasjes en ook gezelligheid (althans dat is de bedoeling). 
Langsheen de verkeerszone aan het einde van de Stationsstraat en tevens in perspectief ervan zijn lage fonteinen verwerkt. Als bakens schermen ze visueel het middendeel van het plein af, terwijl langs beide dwarse zijden een reeks zitbanken is geplaatst.
 

Voor het middendeel, de verkeersvrije zone als een pleingroot natuurstenen tapijt, is een unieke tegel van een Amsterdamse vormgeefster gebruikt. 
De heraanleg van het plein en de omliggende straten (Stationsstraat, Majoor Claessensstraat en Cumontstraat) had een kostenplaatje van ongeveer 2,5 miljoen Euro, waarvan de stad 70 % op zich nam. De NMBS-Holding paste de resterende 30% bij. 
 
"Het drukke verkeersplein van vroeger, waar bussen halt hielden en chaotisch autoverkeer het voor de voetganger onveilig maakten, zal vervangen worden door een plein dat ruimte biedt aan de toerist, schoolgaande jeugd en pendelaar", legde Ann Van de Steen, schepen van Openbare Werken uit. 
 
De parkeerplaatsen op het plein verdwenen, maar de auto werd niet volledig geweerd. Er kwam een 'kiss-and-ride-zone', waarbij tijdelijk af- en aanrijden naar het station mogelijk blijft. Taxi's en de belbus kregen een vaste staanplaats. 
 
Het stadsbestuur stelde ook de zogenaamde 'Dirk Martens-tegel' voor die Statieplein zal bedekken. De tegel werd ontworpen door de Nederlandse Baukje Trenning. 
Het patroon van de tegel wordt gevormd door lettervormen die geïnspireerd zijn op een lettertype uit 15de eeuw, de tijd van Dirk Martens. 
De twee tegelformaten in Chinese hardsteen werden ook in China gemaakt en zijn 40 bij 90 cm en 50 bij 90 cm groot. Op het plein liggen 2.800 van die Chinese tegels. Die kostten in totaal 250.000 euro. 
 
Op de roestvrije stalen banden die als 'sporen' in het plein zijn aangebracht, staat 'Aalst' dat je eigenlijk ook kan doorlezen als 'Staal' (AALSTAALSTAALST...), een verwijzing naar de 'sporen' die enkele tientallen meters verderop liggen, en een knipoog naar de vroegere benaming van de spoorlijn als 'ijzeren weg'.
 

De sporen werden als lijnen in het plein aangebracht en verbinden de rand met het midden en omgekeerd. 
 
Aan het busstation werd op 26 februari 2013 ook het kunstwerk onthuld dat aan de keermuur hangt. De Zwitserse artieste Maya Roos ontwierp een 28 meter lang kunstwerk dat 'Portret door een speed disk: over Louis Paul Boon' heet. 
 

Alle informatie die ze kon vinden over Louis Paul Boon sloeg ze op op een 'speed disk' en met de gekleurde lijnen van die harde schijf maakte ze kunst. 
 
Wie pendelt of woont in de stationsomgeving moest nog even doorbijten, het einde van de werken is in zicht. 

"Ik wil mij verontschuldigen voor het ongemak - de vuile voeten - waar de mensen van de omliggende straten en meer bepaald in de Stationsstraat moesten mee leven", zei burgemeester Christoph D'Haese. "Excuses voor het verdwijnen van de frituur op het plein maar de stad moet vooruit. De horeca krijgt een plaats waar weer evenementen kunnen plaatsvinden. Als het plein eind dit jaar af is, heb ik al een titel voor mijn speech: 'Wij hebben het charmantste stationsplein van het land'", aldus de burgervader. 
 
En dan … ‘torentjes met een verhaal’ 
 
Aan elke zijde van het stationsgebouw stond een 'huisje'. Het op de onderstaande ansichtkaart (uit circa 1910) zichtbare gebouwtje (rechts) was bedoeld als 'Corps de Garde' (wachthuis voor politie). Links stond ook een 'huisje' als 'Bureau de l'Octroi'. Hier zetelde een 'octrooigaarder' voor het heffen van stedelijke belastingen op de invoer van bepaalde goederen. Bij de bouw in 1853-1856 lag het stationscomplex immers nog binnen de stadsmuren (intra muros). 
 

Bij aanvang van het nieuwe millennium kwamen er dus plannen voor vernieuwing van de stationsbuurt. Bij de inkrimping en enkele jaren later de volledige opheffing van de bescherming als stadszicht, bleek dat de twee vrijstaande stationstorentjes niet langer beschermd waren. 
Waarom ze in 1978 niet meteen als monument beschermd werden is onduidelijk. Ten einde het oorspronkelijke ontwerp van dit ’station de ville’ van Cluysenaar te bestendigen werden de torentjes in januari 2014 per ministerieel besluit alsnog beschermd als monument.
 
De twee vrijstaande torentjes van het Aalsterse station zijn dus sedert februari 2014 definitief beschermd als monument. Het Aalsterse stadsbestuur nam kennis van het ministerieel besluit van Vlaams minister Geert Bourgeois. 
Schepen van Erfgoed Karim Van Overmeire was (en is) tevreden want “Het hoofdgebouw was al sinds 1978 beschermd. Om één of andere reden waren de twee losstaande torentjes indertijd buiten de procedure gevallen. 
Dat is dus nu rechtgezet. 
De bescherming wordt verantwoord door de bouwhistorische en artistieke waarde. Er zijn in onze regio geen gelijkaardige stationsgebouwen meer. Het station van Aalst dateert uit het midden van de 19de eeuw. Architect Jean-Pierre Cluysenaar was de huisarchitect van de spoorlijn ‘Dender en Waas’. 
Hij maakte van het station van Aalst zijn visitekaartje"
 
In 2015 werden grote kosten gedaan door de aankoop van enkele bloempotten 'van grote orde' waarmee een eind moest komen aan de veel te grijze oppervlakte die liet uitschijnen van geen groen te houden. Al deze misvattingen werden hiermede dan ook onmiddellijk de kop ingedrukt, en men koos voor twee felle kleuren, namelijk felgroen en dieprood. 
 

2017 
... Er was reeds enkele tijd wat beroering in de stad, gezien 'de pompiers' van de carnavalisten moesten vechten voor hun plaatsje. 
De 'buitenmaatse muziekinstallaties' hadden te maken met beperkingen langs alle kanten en de Aalsterse carnavalist was uiteraard niet blij. 
Burgemeester D'Haese riep de verantwoordelijken bij mekaar en samen maakten ze goeie afspraken omtrent een akkoord dat voor iedereen haalbaar zou moeten zijn. 
 
Er werd overeengekomen dat 'de pompiers' op carnavalsdinsdag (dag van de voil Janetten) tussen 14 en 20 ambiance zouden mogen brengen op het stationsplein. Daarna zouden ze in de Stationstraat mogen blijven staan, in stilte weliswaar, tot woensdagmorgen 6 uur.
Zo mocht carnavalvierend Aalst dus 8 groepen op de Markt plaatsen, 12 op het Vredeplein en nu ook nog eens 8 op het Statieplein. 
De pompiers moeten wel serieel verbonden zijn (en spelen dus allemaal dezelfde muziek). Geen kakafonie van klanken dus, maar één groots muziekfestival.
Het idee sloeg aan, en de Voil Janetten maken dus sedert dan hun opwachting op de Grote Markt onder het gebons van de boxen van de 'Pompiers'. 
Natuurlijk leidde dat niet echt tot een vlotter verloop van de stoet, want vele stoetgangers stoppen even bij de vrienden aan de pompiers, of aan de cafés op het Statieplein. 
Van aan het stationsplein tot het eind krijgen we dus eigenlijk jammer genoeg een beetje een 'uitgerafelde' versie van de stoet te zien.
 
In het station van Aalst werd op 7 oktober 2019 de nieuwe onderdoorgang onder de perrons officieel geopend. Naast trappen zijn daarin ook liften geïnstalleerd, één naar elk perron, zodat ook de minder mobiele reizigers of reizigers met zware bagage of met een kinderwagen eenvoudig naar de perrons kunnen. 
 

Met het openen van de nieuwe onderdoorgang zetten de stad Aalst, NMBS, Infrabel en De Lijn een grote stap vooruit in het project om van het station van Aalst een meer toegankelijk en intermodaal vervoersknooppunt te maken.
Elke week nemen gemiddeld meer dan 37.000 reizigers de trein in het station van Aalst. 
Dankzij deze nieuwe onderdoorgang werd dat voor hen meteen een stuk comfortabeler. De tunnel is immers tien meter breed en heeft een trap en een lift naar elk perron. Dat zorgde ervoor dat het station van Aalst volledig toegankelijk werd. De perrons werden reeds verhoogd zodat ze aangepast waren aan de opstaphoogte van de nieuwe treinen en reizigers veel eenvoudiger in en uit de trein kunnen stappen.
Alle perrons werden ook uitgerust met noppentegels om de veiligheid voor slechtzienden te verhogen.
 
Eén wand van de onderdoorgang heeft een kunstinvulling gekregen, gemaakt door Christoph Fink. Met zijn kunstwerk, dat werd ingebakken in de keramische tegels, maakt hij de link tussen Aalst en de rest van de wereld.
 
De kunstenaar kreeg de opdracht om een kunstmuur te maken voor de nieuwe tunnel.
Hij maakte een portret van de Stille Oceaan. Het werk is 53 meter lang op 3,60 meter hoog, en werd gemaakt op bijna 5000 keramische tegels. In het midden van het werk bevindt zich een grote witte cirkel met een symbolische betekenis. 
Als je de wand waar de tekening op staat op de grond zou leggen, en je zou op die cirkel in het midden gaan staan, dan verkrijg je een 360 graden panoramisch zicht op de Stille Oceaan
 

Alle eilanden staan erop, alsook alle kernproeven die daar gebeurd zijn. Logisch, want die zijn natuurlijk onlosmakelijk verbonden met de oceaan.
Echter ook alle spoorlijnen komen op het kunstwerk voor. Alle verbindingslijnen met de oceaan zijn erop getekend, zoals bijvoorbeeld de Transsiberische Express, maar ook alle spoorlijnen binnen België die verbonden zijn met Aalst zijn terug te vinden in het werk.
 
De nieuwe onderdoorgang maakt deel uit van een groter masterplan, dat van het station van Aalst een intermodaal vervoersknooppunt moet maken waar de reizigers eenvoudig en snel kunnen overstappen van het ene vervoersmiddel op het andere.
 
Het station van Aalst wordt bediend door drie S- en twee IC-verbindingen in beide richtingen (S10 Aalst-Dendermonde, S4 Aalst-Vilvoorde, S6 Aalst-Schaarbeek, IC Hasselt-Tongeren en de IC Landen – Gent-Sint-Pieters die via Brussels Airport Zaventem rijdt). Dit aanbod wordt tijdens de piekperiode aangevuld met een aantal piekuurtreinen.
Aan de achterkant van het station, waar ook het nieuwe Denderplein zal worden aangelegd, werd toen al volop gewerkt aan een nieuw parkeergebouw, een overdekte fietsenparking en het Galleria-kantoorgebouw. 
 
Infrabel herstelde de keermuur (erkend als onroerend erfgoed) ter hoogte van de nieuwe onderdoorgang in zijn oorspronkelijke toestand.
 
In 2020 was er even commotie over het stationsplein. Omwille van de Covid-19 pandemie waren alle Horecazaken gesloten.  Nu de cafés en de bijhorende terrassen aan het station van Aalst dicht waren, kwamen de vaste caféklanten samen op de zitbanken aan het plein. 
Hun pinten kopen ze voor amper 1 euro in het 'nacht'winkeltje op de hoek en, vooral bij goed weer, houden ze mekaar gezelschap, soms tot in de late uurtjes. 
“In bubbels van vier”, zo beloofden ze  (later werden dat bubbels van 10, nog een beetje later opnieuw van 4). 
Dat was echter niet naar de zin van iedereen. “Het is complete chaos op het Statieplein”, zei gemeenteraadslid Ann Van de Steen. Een niet te ontkennen vaststelling, maar ja, wat kan je eraan doen? Het plein is openbaar en iedereen kan er dus iets eten of drinken ... 
 
In september van datzelfde jaar trokken enkele buurtbewoners van het Statieplein trouwens aan de alarmbel: de verkeerssituatie zou er echt levensgevaarlijk zijn. 
Elke dag is er een komen en gaan van honderden scholieren en pendelaars ... 
Er rijden bussen, taxi’s, mensen worden met de auto afgezet aan het station, scholieren komen toe via bus en trein en daartussen rijden fietsers van en naar hun bestemming. 
Er is geen enkel zebrapad (!!) en auto’s mogen er 50 km/u rijden. Daarnaast is er ’s avonds ook nog overlast van straatracers.
 
Ondertussen is er een zone 30 ingevoerd in de Stationsbuurt, maar een zebrapad is nog steeds niet terug te vinden.
Anderzijds, tja ...   Wie zou er over stappen ? En wie zou er rekening mee houden ? 
Het plein is al sinds jaar en dag een mierennest van overstekende mensen en eigenlijk zou men het op de één of andere manier volledig verkeersvrij moeten kunnen maken ...
 
De werken gingen goed vooruit en de treinreizigers konden vanaf zaterdag 27 februari 2021 dan ook hun fiets of auto parkeren in de nieuwe fietsparking en het nieuwe parkeergebouw aan de achterkant van het station. Daarnaast vond ook het personeel een nieuw onderkomen.
 

Deze parkings zijn volledig overdekt, beveiligd en makkelijk te bereiken voor wie van of naar het station komt. Met de nieuwe fietsparking en het parkeergebouw wil de NMBS het de reizigers comfortabeler maken om hun fiets of auto te parkeren in de nabijheid van het station en van daar over te schakelen naar de trein.
 
Het ontwikkelings- en bouwconsortium PSR -Jan De Nul Group & BesixRED-Besix werkte ruim anderhalf jaar aan de realisatie van deze nieuwe infrastructuur. 
Ook deze beide parkings maken trouwens deel uit van het masterplan  dat het station van Aalst al enkele jaren aan het uitbouwen is.
 
De nieuwe fietsparking is volledig overdekt en biedt plaats voor 700 fietsen. Naast gewone fietsen kunnen er ook buitenmaatse fietsen worden gestald. 
Een 200-tal plaatsen bevindt zich in een volledig afgesloten gedeelte, dat enkel toegankelijk is voor reizigers met een MOBIB-kaart.
De parking is in eerste instantie enkel bereikbaar via de nieuwe onderdoorgang op het Statieplein. Wanneer het nieuwe Denderplein en de fietsbrug over de Dender ook afgewerkt zullen zijn, zal de fietsparking ook vanaf de achterkant van het station toegankelijk worden. 
Het dak van de parking zal deel uitmaken van het project 'Kunst op de Helling', gerealiseerd in opdracht van de stad Aalst. Het wordt publiek toegankelijk en zal zo een verbinding vormen tussen de nog te bouwen fietsbrug en het Denderplein.
 
Dankzij de nieuwe fietsparking stijgt het aantal fietsparkeerplaatsen aan het station van Aalst tot zo’n 1.600. In de reeds bestaande parking, in de Majoor Charles Claserstraat aan de voorkant van het station, is plaats voor bijna 900 fietsen. De tijdelijke fietsenstalling aan de achterkant van het station, die er was tijdens de werken, verdween reeds aan het eind van februari.
 
Ook voor wie met de wagen naar het station kwam, was er een grote verandering. Zij konden vanaf zaterdag 27 februari 2021 hun wagen parkeren in het nieuwe overdekte parkeergebouw
Verspreid over zes verdiepingen zijn er daar maar liefst 900 parkeerplaatsen.
 
Het nieuwe parkeergebouw zal in afwachting van de aanleg van de Nieuwe Tragelweg in opdracht van de stad Aalst enkel te bereiken zijn via een tijdelijke doorsteek op de Tragel, ter hoogte van de voormalige site van BPost. 
De reizigers kunnen via een tijdelijke toegang op perron 7 van en naar het parkeergebouw wandelen. Deze tijdelijke toegang bevindt zich op de tweede verdieping van het parkeergebouw. Na de aanleg en afwerking van de Denderboulevard zullen de reizigers de parking kunnen betreden via de hoofdingang op het gelijkvloers.
 
Ook aan het Galleria-kantoorgebouw werd alles ondertussen afgewerkt. 
Dit gebouw ligt tussen het parkeergebouw en de fietsparking. Vanaf midden 2021 werd de eerste verdieping de nieuwe thuisbasis voor de treinbestuurders en treinbegeleiders van de NMBS in de regio. 
Het gelijkvloers krijgt op termijn één of meerdere commerciële ruimtes.
 
Deze vernieuwing maakten deel uit van het ruimere strategische project ‘De Kaaien’. De plannen voor een verdere opwaardering van de vrijgekomen terreinen van de oude pendelparking zijn in volle voorbereiding.
Een verkavelingsvergunning werd in november 2020 ingediend, en het is de bedoeling dat met dit stadsvernieuwingsproject wonen, werken, winkelen en ontspannen elkaar zullen ontmoeten rond een levendige nieuwe boulevard en een nieuw aangelegd Denderplein.
 
Door sterk te investeren in dit gebied, zal dit stadsdeel met haar Denderoevers worden opgewaardeerd en zal een jarenlange onderbenutte plek opnieuw actief deel uitmaken van het stadsweefsel.
 
Het oude busstation bevond zich op het voorgelegen Statieplein. 
 

Het nieuwe station ligt vlak naast het stationsgebouw in de Dokter André Sierensstraat. 
Ook daar lagen vroeger enkele perrons, zij het helemaal anders geschikt als nu. 
 

Er zijn tegenwoordig 3 grote perrons; de bussen vertrekken er met een doorrijsysteem. Er rijden bussen naar verschillende omliggende steden.
 

Wat nu nog steeds een doorn in het oog is van eigenlijk iedereen, is de 
criminaliteit in de buurt. Zoals elke stationsbuurt heeft ook Aalst af te rekenen met enkele bendes die er afspreken om mekaar of onschuldige passanten het leven zuur te maken. 
De politie is al enkele keren massaal ter plaatse gekomen om confrontaties in de kiem te proberen smoren. 
 
"Aan alle tuig dat onze straten onveilig wil maken zal, indien dat nodig blijkt, krachtig het signaal worden gegeven dat wij geen enkele vorm van geweld of semicrimineel gedrag zullen tolereren op het grondgebied van de stad Aalst", maakte de burgemeester zich sterk in februari 2021, maar jammer genoeg heeft hij 'justitie' niet altijd aan zijn zijde. 

Hoe goed de bedoelingen ook mogen zijn, meer dan 'paske overschrijven' kunnen de agenten tegenwoordig niet meer doen, anders worden ze al snel beticht van 'geweldpleging' … 
Jammer maar zo is het nu eenmaal.   Hopen op 'het gezond verstand' van de medemens zeker ? …

In 2023 werd een samenscholingsverbod uitgevaardigd in de hele stationsbuurt, maar of dat veel geholpen heeft, is een vraag waar we het antwoord schuldig moeten op blijven. 


 
Station Aalst kort samengevat : 
 
Opening 9 juni 1853 
Telegrafische code FLS 
Aantal sporen 7 
Aantal perrons 4 (3 eilandperrons) 
Lijn(en) 50 – 82
 


Bronnen 
 
belgianrail.be
Chemin de fer de Dendre-et-Waes (d'Ath à Lokeren) et de Bruxelles vers Gand par Alost - Bâtiments des stations et maisons de garde par J.- P. Cluysenaar, Brussel : B. Van Der Kolk, Editeur, 1860
nmbs.prezly.com
jandenul.com
radio2.be 7/10/2019
aalstnieuws 19/02/2014 
belgiumview.com
bouwkroniek.be
ovam.be
persregiodender.be 6/6/2015
palmbout.nl
ansichtkaarten verzameling S. De Schuiteneer, spoorwegknooppuntfgra.be
Ansichtkaart uit circa 1914, collectie Steven De Schuiteneer, Geraardsbergen 
foto aankomst Sint Maarten via MadeInAalst
automaticspraying.be
tradesofwar.nl
foto 1914 gepantserde trein via MadeInAalst
Postkaart groeten uit Aalst 1914 via MadeInAalst
foto 1925 Dender en spoorwegbrug via MadeInAalst
foto 1955 inhuldiging electrische lijn via MadeInAalst
foto 1955 opgehoogd viaduct via MadeInAalst
foto Carnavalsversiering jaren ’70 via MadeInAalst
foto Stationsplein via MadeInAalst
foto fietsparking ©NMBS/Stijn Van Schuerbeek 
foto's station/plein : eigen foto's
Stationsarchitectuur in Belgie, deel 1, 1835-1914 (Turnhout 2002) , Hugo De Bot
foto bloempotten goeiedag.be 5/6/2015
De Denderbode 17/03/1904
complexestadsprojecten.be
inventaris.onroerenderfgoed.be
NMBS Mobility

Aalst ... geschiedenis van het treinverkeer


Als er één gebouw is waar Aalst zeker ‘grosj’ en fier mag op zijn, is het wel het stationsgebouw, het enige bewaarde 'Station de Ville' op de Dender-Waes lijn, daterend van de jaren 1850 naar ontwerp van J.P. Cluysenaar.
Over het gebouw en het stationsplein is HIER meer te lezen. 

In het artikel hieronder gaat het vooral over de geschiedenis van 'de trein' in Aalst.
 

De Industriële Revolutie in de beginjaren van het toen nog jonge België kende verschillende problemen waaronder het feit dat, noch de steden onderling, noch het platteland, met elkaar verbonden waren op een efficiënte, snelle en veilige manier. 

Een Koninklijk Besluit van 1 mei 1834 bepaalde dat er op staatskosten spoorlijnen zouden worden aangelegd die - met Mechelen als knooppunt – België in de vier windrichtingen zouden verbinden met de buurlanden. 
De economische hoofdlijnen en het internationale verkeer werden volledig aangelegd en uitgebaat door de Belgische staat. 

Al in 1836 had Aalst twee plannen gemaakt om goederentransport via de trein tot stand te brengen maar alle moeite was tevergeefs, het werd een ‘njet’ voor onze stad, er waren andere prioriteiten. 

Eigenlijk al sedert het ontstaan van de spoorwegen in België rees de vraag of het wel de taak was van de Staat of van privé maatschappijen om spoorwegen aan te leggen en uit te baten. Men vroeg zich dan ook al vrij snel af of het niet voordeliger en gemakkelijker zou zijn om dit uit te besteden aan derden.  

Die overweging viel in goede aarde en in de begin jaren 1840 viel dan ook de beslissing om effectief met zogenaamde ‘concessies’ te gaan werken. 
De eerste concessie werd in 1842 verleend. Deze lijn verbond Antwerpen met Gent. 

Tegen het einde van 1843 waren de belangrijkste spoorwegassen aangelegd en zag de Staat volledig af van nog verder zelf spoorlijnen aan te leggen. Vanaf dan zouden concessies de volledige uitbouw van het spoorwegnet regelen. 

Ook in Aalst nogmaals geprobeerd om de trein naar de stad te halen en na heel wat ‘riezje en krakiel’ werd op 26 januari 1845 de 'Memorie van Aelst' uiteindelijk goedgekeurd in de gemeenteraad. 

In dit document werd een rechtstreekse spoorlijn tussen Brussel en Gent voorgesteld, die langs onze stad moest lopen. 
Het project werd op audiëntie bij Koning Leopold I voorgedragen door de Aalsterse Burgemeester Frederik van der Noot met enkele van zijn raadsleden. 
Zij verkregen dat het project ook aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers werd voorgelegd, alsook aan de gemeentebesturen van Brussel, Asse, Lede, Wetteren, Gent, Oostende en Kortrijk. 
Het kondigde zich dus veelbelovend aan maar bij gebrek aan financiële middelen viel ook dit plan ook in duigen. 

Later dat jaar, op 14 april 1845, werd te Londen een overeenkomst gesloten tussen de Belgische regering en een nieuw vennootschap dat de spoorlijn Dender-Waas zou aanleggen. 

Twee maanden later, bij Koninklijk Besluit van 12 juni 1845, was de "Compagnie Anonyme du chemin de fer et du canal de la valée de la Dendre" een feit. Een kortere naam konden ze blijkbaar niet verzinnen ... 

Deze maatschappij verbond er zich toe om binnen een periode van vijf jaar een spoorlijn aan te leggen tussen Ath – Lessen – Geraardsbergen – Ninove – Aalst – Dendermonde en ook nog een zijlijn van Jemappes naar Aalst.

Het succes was echter maar van korte duur want – opnieuw - financiële problemen gooiden roet in het eten. In 1845 ontstond in Frankrijk immers sociale onrust en ook de Britten kregen schrik om hun kapitaal in het vasteland te investeren. 
Daarenboven was er in België dat jaar ook nog de aardappelziekte die voor hongersnood zorgde en de Belgische regering diende zich terug te trekken bij gebrek aan financiële middelen
Aalst moest dus weer wachten op de zo gegeerde spoorlijn.

De nieuwe compagnie moest dus praktisch al van bij het begin aan haar rechten en verbintenissen verzaken en de bestaande concessierechten werden in 1851 overgenomen door de Société Générale, een nieuwe groep rond bankier Jean-André de Mot en industrieel Jean-Baptiste Gendebien.

Op 8 mei 1852 werd een nieuwe vennootschap opgericht, de “S.A. du Chemin de Fer de Dendre et Waes et de Bruxelles vers Gand par Alost”.

Deze keer had onze stad meer geluk en deze maatschappij zorgde voor de aanleg van de ca. 12 km lange spoorlijn tussen Aalst en Dendermonde

De eerste trein die beide steden verbond, reed op 9 juni 1853 op spoorlijn 57 (Aalst-Dendermonde-Lokeren). 
 

Een kleine twee jaar later, op 7 april 1855 werd Aalst ook een halte op spoorlijn 50 (Brussel- Gent) en werd ook de lijn Aalst-Denderleeuw-Ninove-Geraardsbergen ingereden. 

Op 1 mei 1856 kwam de lijn Aalst – Brussel via Denderleeuw tot stand en twee maanden later kon de inwijding van het station plechtig gevierd worden, samen met de lijn Brussel-Aalst-Gent. 

Naast de praktische uitwerking van de spoorlijn zelf was er natuurlijk ook nood aan aangepaste architectuurvormen als stations, wachthuizen, loodsen en opslagplaatsen. 

Die opdracht werd een uitdaging voor Jean-Pierre Cluysenaar, de huisarchitect van de Société die net als alle andere spoorweggebouwen langs de lijn ook vorm moest geven aan het Aalsterse gebouw, wat al heel snel zou beschouwd worden als hét belangrijkste station langs de lijn.
 
 


Samen met De Mot en Gendebien werd hij aangezocht om de gebouwen langsheen de spoorlijn te ontwerpen, met dien verstande dat er geen oudere vergelijkbare gebouwen waren die als voorbeeld konden dienen voor wat programma en vormgeving betrof. 
Hoe alles er moest uitzien lag dus totaal nog niet vast en hij begon dus met een 'blanco blad'.
 
Waar zeker moest mee gewerkt worden was het feit dat de reizigers zich welkom zouden voelen en voor de lokale bevolking moesten de voorbij rijdende trein en daarbij horende infrastructuur het een gevoel van trots opwekken. Het moest als het ware een poort en een motor zijn voor een economische, architecturale, stedenbouwkundige en sociale ontwikkeling. 

Privémaatschappijen als de “Société Anonyme du chemin de fer de Dendre-et-Waes et de Bruxelles vers Gand par Alost“ gebruikten de gebouwen dan ook graag als uithangbord en publicatie.
Cluysenaar kreeg de ruimte om nieuwe plattegronden te ontwikkelen en de nodige wijzigingen aan te brengen kwestie van bruikbaarheid en inrichting.

In de hele ontwikkeling van de lijn bleek het station van Aalst het knooppunt te zijn, iets dat dan ook zeker met de nodige ‘stijl’ werd benadrukt. 
Het station, dat tot de 'Station de Ville'-groep behoort, werd binnen die groep het meest luxueus uitgewerkte bouwwerk. Het had een zekere ‘klasse’ en bevatte naast een galerij, kantelen en torens ook nog verschillende bijgebouwen.

De inwijding van het stationsgebouw werd plechtig gevierd op 6 juli 1856 in het bijzijn van de Hertog van Brabant (de latere koning Leopold II). Dat was trouwens dezelfde dag dat ook het standbeeld van Dirk Martens op de Grote Markt werd ingehuldigd.

Hier een afbeelding van de vertrekuren vanuit het station, zoals deze toen vermeld werden op de voorpagina van de kranten (in dit geval De Denderbode van 16/11/1856).
 

Op 1 juni 1876 werd Aalst via spoorlijn 82 over Burst met Zottegem verbonden. Deze lijn werd later verlengd tot Ronse en op 12 oktober 1879 volgde de verbinding naar Antwerpen via spoorlijn 61.

Het eerste goederenstation was gevestigd tussen het reizigersstation en de Denderstraat en werd in 1889 overgeplaatst naar de Bergemeersen. In dat jaar werd de naam van het reizigersstation dan ook gewijzigd in ‘Aalst-Noord’. Het goederenstation werd ‘Aalst-Oost’
De toevoeging ‘Noord’ in de stationsnaam kwam in 1960 weer te vervallen.

De trein reed gelijkgronds, wat een grote hinder betekende voor de toen nog drukke scheepvaart op de Dender en de steeds maar drukker wordende wegen. 

Hier zien we nog een foto van toen de reizigers nog de sporen dienden over te steken om aan de juiste kant te geraken. 
Het gaat over een locomotief van de EB van het type 1 (asindeling 1B, 153 stuks gebouwd in de jaren 1864-1884) die klaar staat voor vertrek met een reizigerstrein naar Brussel Noord. Ofschoon het overpad door de locomotief van de trein wordt geblokkeerd, zullen de nog op het eerste perron lopende reizigers hun trein toch nog kunnen halen onder het toeziend oog van de (adjunct-) stationschef
 


In 1903 werd daarom een eerste brug over de spoorweg gebouwd aan de Brusselse Steenweg. 

Tussen 1906 en 1913 werden de sporen en perrons van het reizigersstation opgehoogd en werden het dienstgebouw aan de Nijverheidsstraat en het stoomlocomotievendepot aan de Denderstraat opgericht. 

Vanaf 1908 kwam er dan een ophoging van ongeveer 5 meter vanaf de Bergemeersen tot Kerrebroek. Dit gebeurde door de bouw van verhoogde bermen, een tunnel aan de Hoge Vesten, een ijzeren brug over de Dender (zie foto) en de welbekende konkers aan de St. Annabrug.
 

'Suppression du passage à niveau sur le chemin de fer de l'Etat, à Alost', zo heette dat in de toenmalige ambtelijke Franse taal. Het stationsgebouw bleef onaangetast. Al na enkele jaren was het omhoog brengen van het emplacement een behoorlijk eind gevorderd, wat duidelijk te zien is op deze ansichtkaart uit circa 1912.
 

Zicht op de Dender en de spoorwegbrug rond 1925. Rechts bevindt zich het jaagpad en links de Josse Ringoirkaai. 
 

Het is nogal logisch dat als we op een autoweg problemen kennen door ongevallen, dit op een spoorweg niet anders is. Op 16 maart 1904 kende ook Aalst zijn treinramp

Hierbij een verslag uit De Denderbode. 
 

"Dezen nacht vertrok rond 1 ure een koopwarentrein geladen met racaille, komende van ’s Gravenbrakel, uit onze koopwarenstatie naar Zeebrugge. 
Op de hoogte der reizigersstatie geraakte de trein op een ander spoor waar de reizigerstrein, vertrekkende uit onze statie om 5,36 uren naar Bergen, gevormd was.
Voor dien trein stond de locomotief 1735 planton.
Het ongeluk gebeurde rond 1,20 uren. De botsing was zoo hevig, dat het locomotief planton, door den aanstoomenden trein in den fourgon van den trein voor Bergen werd gestooten en de gasketel van dien fourgon in een ander rijtuig terecht kwam. 
Ook liep de reizigerstrein met geweld door het cul de sac tot in het bureel van den statieoverste waarvan een muur en de deuren gansch vernield werden. 
Twee rijtuigen van den wachtenden trein zijn totaal vermorzeld, twee andere erg beschadigd. 
Persoonlijke ongelukken zijn niet te betreuren, alleen zijn de machinist Trofaes en zijn stoker Meert van Aalst, beiden in dienst op de locomotief planton nogal erg gekwetst. Van de andere locomotief heeft alleen de machinist eene lichte schram bekomen. Het personeel van den koopwarentrein is van ’s Gravenbrakel. Het ongeluk is toe te schrijven aan de verkeerde werking van een spoorwissel”. 

Decennialang werd menig stationsgebouw in België ontsierd met een telegraafinstallatie op het dak. Dat die installatie in Aalst dan ook nog eens boven op het 'donjon' stond, was nog eens extra ontsierend voor het stationsgebouw en omgeving. Net of er zo nog een half afgewerkte toren bovenop werd gezet.

Wel positief was dat inmiddels het omhoog brengen van de perrons en de sporen nagenoeg voltooid was. De taluds zouden weldra een begroeiing krijgen.
Ansichtkaart uit circa 1914, collectie Steven De Schuiteneer, Geraardsbergen.
 

Dat men - terecht - fier was (en is) op ons station en de treinverbindingen via onze stad mag ook blijken uit een ansichtkaart 'Groeten uit Aalst' uit 1914, waar 'de trein' een belangrijke rol speelt. 
 

De oorlogsperiode wou natuurlijk ook zeggen dat er wel wat 'oorlogstrafiek' te bespeuren viel op de Aalsterse sporen. 
In september 1914 bijvoorbeeld kon men ook een geblindeerde en gepantserde trein van het Belgische leger in het station zien. 
 


De privé-spoorwegmaatschappij “S.A. du Chemin de Fer de Dendre et Waes et de Bruxelles vers Gand par Alost” werd, net als de andere lijnen, nadien overgenomen door de ‘Chemins de fer de l’état Belge’ en later door de op 31 juli 1926 bij wet opgerichte N.M.B.S.

Voor wat betreft de treinen mag gerust gesteld worden dat de seinposten één van de allerbelangrijkste onderdelen of departementen zijn ...
Het ontwerp van de seinhuizen werd natuurlijk in belangrijke mate beïnvloed door de evolutie van de techniek: van de eenvoudige seinmiddelen in de aanvangsperiode 1835-1866, via de mechanische, de elektromechanische, de elektrische en de al-relaisseinhuizen naar de elektronische seinhuizen die we vandaag de dag kennen. 
Hier rechts op de foto het seinhuis zoals het in 1925 was.
 

Waar seinhuizen in het begin alleenstaande gebouwtjes waren met enkele karakteriserende elementen zoals grote raampartijen, worden moderne seinzalen tegenwoordig in grote kantoorgebouwen ondergebracht.

Als opvolger voor de elektrische seinhuizen werden de al-relaisseinhuizen ontwikkeld. Het eerste al-relais-seinhuis, geleverd door Siemens, werd in België in 1951 in Heist-aan-Zee in werking 
gesteld. In 1954 werd in Aalst in blokpost 15 de eerste van een hele generatie al-relais-seinposten geïnstalleerd. 
 

De 'seingevers A' waren te herkennen door hun stofjas en kepie.

In 1955 reed de eerste elektrische locomotief het Aalsterse station binnen en huldigde daarmee de elektrische lijn Brussel-Gent-Aalst in. 
 

Uit datzelfde jaar hier een foto van de opgehoogde viaduct met tramsporen (lijn naar Brussel).

 

De aanleiding van de ophoging was de elektrificatie van de spoorlijn eronder.

Spoorlijn 82, dat vroeger van Aalst naar Elzele (Ellezelles) liep, werd in 1963 ingekort. Enkel het baanvak tussen Aalst en Burst wordt nog gebruikt.

Op 2 juni 1957 werd het verkeer op spoorlijn 61 naar Opwijk, Londerzeel en Mortsel stopgezet. 
In datzelfde jaar werden in Aalst de tunnels overwelfd en kwamen er borstweringen rond de trappen.

Op 31 mei 1964, en dat had niets te maken met de ludieke vete die er heerst tussen de twee steden, werd ook de verbinding met Dendermonde verbroken. 
Op spoorlijn 57 werd het baanvak tussen Aalst en Oudegem immers opgebroken in dat jaar. 

Door deze laatste gebeurtenis is Aalst vandaag de dag niet rechtstreeks per spoor verbonden met de provincie Antwerpen. Om die richting uit te gaan, dient men nu om te reizen via Brussel of Schellebelle. De spoorwegbedding tussen Dendermonde en Aalst is echter nog steeds volledig in handen van Infrabel en de NMBS onderzoekt een mogelijke heropening van deze spoorwegschakel.

Een andere opgeheven spoorlijn is lijn 61, beter bekend onder de naam ‘Leireken’. Deze spoorlijn liep van Aalst naar Mortsel-Oude-God en Kontich. De naam ‘Leireken’ zou komen van de machinist ‘Valère’ die op deze spoorlijn werkte. De lijn werd in de jaren ’50 opgebroken. Tussen Aalst en Londerzeel loopt nu op het oude traject de fietssnelweg 27, in de volksmond gekend als Leirekensroute.
Hier een foto van de stoomtrein op deze beroemde Leirekensroute. Deze is genomen in 1976 ter gelegenheid van 'De Pikkeling', het Oogstfeest in Aalst.
 

Wie meer wil weten over de geschiedenis van de Leirekensroute : klik HIER. 

Als we spreken over 'Station Aalst' denken we voornamelijk aan het 'grote' station, maar er is in Aalst zelf nog een station, dat van 'Aalst Kerrebroek'.

Station Aalst-Kerrebroek is eigenlijk geen echt station maar wel een stopplaats langs spoorlijn 82 (Aalst - Burst - Zottegem), in Kerrebroek.
Met amper 26 reizigers per gemiddelde werkdag (cijfers van 2018) heeft deze halte 'de eer' om één van de kleinste stopplaatsen van België te zijn. 
Het zijn vooral scholieren die gebruik maken van Aalst-Kerrebroek. 

Pas geopend in 1995 heeft het station een vrij recente geschiedenis. Er heeft dus nooit een stationsgebouw gestaan en het stopplaatsje bestaat uit één perron. 
Naast de stopplaats is in 2007 wel een gloednieuwe fietsenstalling opgetrokken, die er mee voor zorgde dat 'Kerrebroek' een mooie 5,3 op 10 kreeg in het 'Grote treinrapport 2009' van de krant Het Nieuwsblad. De fietsenstalling is het standaardmodel 'Forever' dat de NMBS/Infrabel tegenwoordig bij alle stopplaatsen neerzet. Naast de fietsenstalling bevindt er zich ook een kleine parking.

Het rapport wist verder nog te zeggen dat Infrabel "binnenkort" verfraaiingen plande teneinde het algemene niveau van deze stopplaats wat op te krikken Deze verfraaiingswerken werden in 2010 uitgevoerd, in het kader van een spoorvernieuwingsoperatie.

Wie meer wil weten over Station en omgeving Kerrebroek, kan HIER klikken. 

Bij het spreken over deze stations, gaan onze gedachten natuurlijk naar het reizigersstation, maar in Aalst was er natuurlijk ook een goederenstation, het station Aalst-Oost.
Het station Aalst-Oost is een voormalig goederenstation dat gelegen is aan de Bergemeersen. Het lag aan spoorlijn 50 tussen het station Aalst en het station Erembodegem. 
De toegang van het station Aalst-Oost lag toen aan de Leo Gheeraerdtslaan, naast het kruispunt met de huidige Treinstraat. 
Het goederenstation werd geopend op 1 augustus 1889 om het station van Aalst (dat naar aanleiding van de opening hernoemd werd tot Aalst-Noord) te ontlasten van het toentertijd alsmaar toenemende goederenvervoer over het spoor. 
Op 1 november 1892 werden bij het goederenstation ook een openbare opslagloods en een douanekantoor geopend.
Hier een overzichtsfoto van het vormingsstation / goederenstation Aalst-Oost.
 

Tegenwoordig is het voormalige goederenstation gesloten en wordt het enkel nog gebruikt voor leveringen aan de naastgelegen zetmeelfabriek Tereos'. 
Over deze firma (in Aalst beter gekend als 'den Amylum') is HIER meer terug te vinden. 

Ook de vroegere opslagloods is ondertussen afgebroken en het douanekantoor in de nabijheid van het goederenstation verhuisde in 2004 naar het industrieterrein Wijngaardveld ten noorden van Aalst.

Terug nu naar het station 'Noord' en het bijhorende plein die een heel mooi herkenningspunt in de stad blijven. Het gebouw zelf is bijna onaangeroerd maar ondertussen werden de perrons vernieuwd,
 

het stationsplein werd opnieuw aangelegd, waardoor de oude bushaltes (foto 1935) verdwenen,
 

het beroemde 'fritkot' (links op de foto) verdween,
 


en de vloerbedekking veranderde in de zogenaamde 'Dirk Martenssteen'. Hier worden de stadsnaam, 'Aalst' én het woord 'Staal' (van den 'ijzeren weg') netjes verwerkt in de afboording. 
Kijkt U vooral zelf :    AALSTAALSTAALST ...

 


Wat wel blijft bestaan, is de jaarlijkse carnavalsversiering. Ondertussen wel wat aangepast, maar toch nog steeds heel aanwezig tijdens deze belangrijke periode voor de stad. 
 

Aalst was de eerste depot waar sedert 2011 'Desiro' stellen opgenomen werden in de dienstregeling.
Ondanks het feit dat deze treinen eigenlijk ontworpen zijn als stoptreinen met een snelle afremming en acceleratie, worden ze toch regelmatig ingezet op Belgische Intercity (IC-trein)-verbindingen.
 

De stellen beschikken over een aangepaste ruimte voor rolstoelen en kinderwagens of voor het stallen van fietsen. De stoelen staan voor het grootste deel in coachopstelling. Er is een bagagerek beschikbaar. De zetels in de tweede klasse die in vis-à-vis opstelling staan, beschikken over een tafeltje en een vuilbakje en er is tevens een 220V-stopcontact aanwezig voor het aansluiten van bijvoorbeeld een laptop of een lader. Een nadeel is echter de ontvangst van mobiel internet die sterk verzwakt is door de elektromagnetische afscherming van drielagig glas en de thermische wandisolatie. 
In de eerste klasse beschikken de stoelen over klaptafeltjes.

De buitendeuren van dit type trein gaan enkel open als de reiziger de openingsknop indrukt. Deze deuren hebben een bewegingssensor die de deuren automatisch sluit wanneer er gedurende meer dan vijf seconden geen personen gedetecteerd worden. Dit systeem is ontworpen om de goede werking van de klimaatregeling te kunnen bevorderen. Binnendeuren zijn er niet, wel branddeuren tussen de rijtuigen die automatisch sluiten in geval van brand.

Station Aalst kort samengevat : 
 
Opening 9 juni 1853 
Telegrafische code FLS 
Aantal sporen 7 
Aantal perrons 4 (3 eilandperrons) 
Lijn(en) 50 – 82



Bronnen

belgianrail.be
Chemin de fer de Dendre-et-Waes (d'Ath à Lokeren) et de Bruxelles vers Gand par Alost - Bâtiments des stations et maisons de garde par J.- P. Cluysenaar, Brussel : B. Van Der Kolk, Editeur, 1860
nmbs.prezly.com
jandenul.com
radio2.be 7/10/2019
aalstnieuws 19/02/2014 
belgiumview.com
bouwkroniek.be
ovam.be
persregiodender.be 6/6/2015
palmbout.nl
ansichtkaarten verzameling S. De Schuiteneer, spoorwegknooppuntfgra.be
Ansichtkaart uit circa 1914, collectie Steven De Schuiteneer, Geraardsbergen 
foto aankomst Sint Maarten via MadeInAalst
foto 1914 gepantserde trein via MadeInAalst
Postkaart groeten uit Aalst 1914 via MadeInAalst
foto 1925 Dender en spoorwegbrug via MadeInAalst
foto 1955 inhuldiging electrische lijn via MadeInAalst
foto 1955 opgehoogd viaduct via MadeInAalst
foto Carnavalsversiering jaren ’70 via MadeInAalst
foto Stationsplein via MadeInAalst
foto fietsparking ©NMBS/Stijn Van Schuerbeek 
foto stoomtrein Leireken via VVV De Faluintjes, MadeInDenderland.be
Stationsarchitectuur in Belgie, deel 1, 1835-1914 (Turnhout 2002) , Hugo De Bot
De Denderbode 17/03/1904
complexestadsprojecten.be
inventaris.onroerenderfgoed.be
NMBS Mobility